Openbaring 07 vers 1-17

KLIK HIER als u hoofdstuk 7 wilt uitprinten of downloaden.

De OPENBARING aan JohannesDe Goddelijke oogst
(voor en na de grote oordelen van God)
 

De inhoud van het 7de hoofdstuk van het Boek Openbaring moeten wij zien als een “voortzetting” van de gebeurtenissen, die onder de opening van het 6de zegel zullen verlopen, dus die van de universele natuurcatastrofen. Op grond hiervan wordt de inhoud van dit 7de hoofdstuk afgewikkeld in dezelfde tijdsperiode.

Openbaring 7:1, “Hierna zag ik 4 engelen staan op de 4 hoeken van de aarde. Zij hielden de 4 winden van de aarde tegen, opdat er geen wind zou waaien op de aarde, of op de zee of tegen enige boom.”
De “4 WINDEN”, die door de “4 ENGELEN” worden vastgehouden, spreken ons van de OORDELEN VAN GOD, die voor de aarde zijn bestemd. Hebben biologische onderzoekingen de mens geleerd, dat zonder winden (luchtstromingen) alle plantengroei niet alleen stagneert, maar dat de plantenwereld hierdoor langzaamaan ook verdort, om zo tenslotte te verschroeien, ook deze “winden” zullen alle leven, dat onder Gods oordeel staat, verdorren en verschroeien. Als het 7de zegel geopend wordt (zie Openb. 8:1-11), gaan Gods oordelen over de gehele aarde, over de zeeën en bomen… Zonder twijfel hebben wij alsdan te maken met het loslaten van die “4 winden” uit Openbaring 7:1, dus ná de verzegeling van die 144.000 (uit Openb. 7:3-8).
Dit zijn dezelfde “4 winden”, waar Daniël het over had:
“Daniël nam het woord en zei: ‘s Nachts in mijn visioen keek ik toe, en zie, de 4 winden van de hemel zweepten de grote zee op, en 4 grote dieren stegen op uit de zee, die van elkaar verschilden.” (Dan. 7:2-3)
Deze “4 winden” zijn dus al meerdere malen over de mensheid losgelaten met wereldomvattende weeën als gevolg. In deze eindtijd, met de opening van het 7de zegel, zullen zij hun verschrikkelijke, besluitende arbeid doen, dan zullen de demonische en antichristelijke machten en krachten dusdanig in en over de mensheid stuwen en stormen, dat zij deze mensheid rijp zullen maken voor het wereld-slottoneel van de heerschappij van de antichrist.
Openbaring 7 mag dan ook gedeeltelijk worden aangemerkt als de “vooravond” van de opening van het 7de zegel. EEN GEBEURTENIS VAN DE HOOGSTE ORDE zal dan plaatsvinden. Het 7de zegel zal niet kunnen worden geopend voor de verzegeling van de 144.000 heeft plaatsgevonden, welke verzegeling wordt toegediend door “een andere Engel opkomende van de opgang der zon” (zie Openb. 7:2, SV).

De 144.000 verzegelden

Openbaring 7:2-3, “En ik zag een andere Engel opkomen van waar de zon opgaat (SV: van de opgang der zon), met het zegel van de levende God. En Hij riep met luide stem tegen de 4 engelen aan wie het gegeven was de aarde en de zee schade toe te brengen, en zei: Breng geen schade toe aan de aarde, en ook niet aan de zee en de bomen, TOTDAT wij de dienaren (SV: dienstknechten) van onze God aan hun voorhoofd VERZEGELD hebben.
Deze “andere Engel”, Die van “de opgang der zon” komt, Die “het zegel van de levende God” heeft en Die “de 4 engelen beveelt de aarde niet te beschadigen, noch de zee, noch de bomen, TOTDAT DE VERZEGELING VAN GODS DIENSTKNECHTEN EEN FEIT IS”, is niemand anders dan de HERE JEZUS CHRISTUS! Hij is door alle eeuwen heen Degene, Die het zegel van God heeft, en Hij alléén kan verzegelen. Deze “verzegelden” worden alsdan, in Openbaring 14:3, de “gekochten” genoemd: “…de 144.000, die van de aarde GEKOCHT waren”.
God zal alles weren, wat deze verzegeling van Zijn dienstknechten in de weg kan staan. Nogmaals: deze verzegeling aan hun voorhoofden kan alléén maar gedaan worden door de Here Jezus Christus.
Wij willen hierbij meteen opmerken dat satan, door de antichrist werkend, in zijn imitatie van de Here Jezus Christus, ook zijn “zegel” geeft aan zijn volgelingen: “En het maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd” (Openb. 13:16, en ook nog vers 17-18). Zie verder ook nog Openbaring 14:9-11, 16:2, 19:20 en 20:4 aangaande dit antichristelijke zegel.
Voor een juist verstaan van de Bijbelse uitdrukking “van de opgang der zon” verwijzen wij ook nog naar Mattheus 2:1 en Lukas 1:78. Het is hier géén verwijzing naar het geografisch oosten, maar naar die “bepaalde plaats” in de creatie van God, vanwaar Hij Zijn boodschappers zendt naar de aarde met een bepaalde opdracht en boodschap, namelijk: (een verwijzing) naar de Troon van God.

Openbaring 7:4-8, “En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld waren: 144.000 waren er verzegeld uit alle stammen van de Israëlieten. Uit de stam Juda waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Ruben waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Gad waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Aser waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Naftali waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Manasse waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Simeon waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Levi waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Issaschar waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Zebulon waren er 12.000 verzegeld, uit de stam Jozef waren er 12.000 verzegeld, en uit de stam Benjamin waren er 12.000 verzegeld.”
In de Bijbel lezen wij van 2 (zichtbare, lijfelijke) komsten van de Here Jezus Christus; de 1ste komst was “de vleeswording van het Woord” in de kribbe van Bethlehems stal, en de 2de komst is Zijn Wederkomst, die plaats zal hebben ná de grote verdrukking van 3½ jaar; de openbaring van Hem, “Die is, en Die was, en Die komen zal” (zie Openb. 1:8, SV), in het Grieks: Zijn “parousia”[1]. Zowel bij Zijn 1ste als bij Zijn 2de komst heeft men Hem gezien en zal men Hem zien. Maar vóór de grote verdrukking komt Hij echter óók. Hij zal dan echter door de wereld NIET gezien worden, maar wel door degenen die Hem verwachten als Bruidegom en Here; door degenen, die dan zullen behoren tot de “volmaakt geworden” Bruid[2]. Deze komst of verschijning noemt men in het Grieks: Zijn “epiphaneia”[3]. Wij verwijzen u in dit verband naar het verhaal van de “vermisten” in Lukas 17:34-37.
De Here Jezus Christus gebood hier (in Openb. 7:3) de aarde niet te beschadigen, totdat… Dit heeft een véél diepere betekenis, dan wij wel denken. Er moest met dit “beschadigen” nog even worden gewacht, want de verzegeling moet eerst plaats vinden. En ook dit wachten op de verzegeling heeft een diep-profetische zin. Eén en ander bedoelt, dat deze verzegeling eerst moet plaatshebben en dat daarna de Heilige Geest zal worden weggenomen. Wanneer dit laatste zal geschied zijn – en het zal gebeuren, omdat deze geprofeteerde “wegname van de Geest”  begrepen is in het verlossingsplan van God (lees Mattheus 25, Lukas 17:20-37 en Openbaring 12) – neemt deze “beschadiging” een aanvang. Wanneer dus deze “Wederhouder van satan” (zie 2 Thess. 2:6-7) wordt weggenomen, neemt de eveneens geprofeteerde, wereldwijde afval in omvang toe en kan “de mens van de wetteloosheid (SV: de mens der zonde), de zoon van het verderf” (zie 2 Thess. 2:3b) zich openbaren. De antichrist kan zich dan manifesteren en de grote verdrukking kan beginnen. Dan is er eerst sprake van de hier bedoelde “beschadiging” in de diepste en omvangrijkste betekenis van dit woord. Is er groter en weerzinwekkender schade, dan wanneer de ganse, wijde wereld, de gehele aarde, in ten hemel schreiende goddeloosheid wordt gedompeld?
Verzegeling in Bijbelse zin geschiedt “aan de voorhoofden” en deze slaat op “de wereld van GEDACHTEN”. Is de verzegeling door de Here Jezus Christus geschied, dan zal in het denken en doen van Gods kinderen alléén nog maar plaats zijn voor het sublieme Woord van de levende God. Al dat denken en doen van deze kinderen Gods spruiten dan voort uit het Woord van God en geschieden in dat Woord van God.
De verzegelden zijn 144.000 in getal en komen voort uit ALLE geslachten van Israël[4].  Ze zijn dezelfde als die genoemd worden in Openbaring 14. Hier, in Openbaring 7, worden zij verzegeld voor hun geëigende, glorieuze bediening. In Openbaring 14 zien wij deze 144.000 bij het Lam, “met op hun voorhoofd de Naam van Zijn Vader geschreven” (vers 1b). Hier ontvangen zij straks het loon (de beloning) voor hun bijzondere en uitzonderlijke bediening.
Wij mogen u in dit bestek er nog aan herinneren, dat in het Raadsplan van God de waterdoop door onderdompeling de enige Schriftuurlijke ordonnantie (d.i. voorschrift) is, waarbij de Naam van de Godheid Lichamelijk wordt gelegd op het individu; want wij hebben te dopen ingevolge de opdracht, in de Naam van de Vader, van de Zoon en van de Heilige Geest, welke is: “Here Jezus Christus” (zie Matth. 28:19 en Hand. 2:36-41). Hieruit mag de noodzaak blijken van het gedoopt worden “naar de Schriften”.
Het profetisch getal 144.000 dient NIET letterlijk te worden opgevat. Het getal 12 heeft in de Bijbel altijd betrekking op “de volkomenheid in Goddelijke dingen”; namelijk: de Goddelijke ordening die aan het bestuur van/de bemoeienis met de mens, die daartoe geroepen is, is toevertrouwd. Wij leren in dit verband van 12 aartsvaders, 12 apostelen onder de Vroege Regen[5], 12 geslachten (of stammen) van Israël, 12 poorten en 12 fundamenten van het Nieuwe Jeruzalem, enzovoort. Hier zien wij het getal 144, dit is 12 maal 12. Vermenigvuldigen wij dit getal met 1000, dat op de volheid van de heerlijkheid in het 1000-jarig Vrederijk ziet, dan krijgen wij 144.000 als het volle profetische getal, voor zover dit het “waarachtige Israël Gods” betreft. De som van deze getallen geeft het getal 9; en dit laatste symbolische getal ziet op de volheid van de Geest in vruchtdracht en bediening. (Wie zich meer interesseert in een studie hierover, leze mijn brochure “De symboliek van de Bijbelse getallen”[6]).
Op de vraag of wij hier moeten denken aan de 12 stammen van het letterlijke Israël, moeten wij ontkennend antwoorden. Wanneer wij letten op het wegvallen van de stam Dan (die niet in de opsomming van Openb. 7:4-8 vermeld staat), zo is er geen enkele reden om bevestigend te antwoorden. Wie het profetische spoor van deze stam in de Schriften naspeurt, zal bemerken, dat het uitvallen van Dan in deze opsomming een speciaal doel en betekenis in de ontwikkeling van Gods Raadsplan in de laatste dagen heeft. Het is dus zonder meer duidelijk, dat wij hier een geheel bijzondere volgorde hebben. Jakobs zonen komen hier niet voor in hun “natuurlijke” volgorde, naar hun geboorten wel te verstaan, maar zijn gerangschikt naar een geheel andere orde en met geen andere bedoeling, dan om aan te tonen, dat de Here God hen allen heeft gemaakt tot “één geestelijk volk”, waar Hij Zijn zegel op heeft gedrukt. Dan[7] heeft zich het meest aan afgoderij overgegeven en volgt in de Bijbel het “slangenspoor” (zie Gen. 49:17).
In het licht van de Schriftopenbaring zelf en achtgevende op de genoemde verzegeling en de speciale bediening van deze 144.000 concluderen wij, dat deze een groep sublieme kinderen Gods zijn. Het is de uitverkoren groep van volmaakte kinderen Gods, die in Openbaring 12 “de mannelijke zoon”[8] wordt genoemd, die wordt voortgebracht door de “Bruid van Christus”[9]; namelijk door een selecte groep van vrouwen onder dezen; ja, van maagden[10], die speciaal voor dit doel het zegel Gods ontvangen hebben.
Deze “Bruid” is de Goddelijke verzegeling getrouw gebleven, waarom deze ook heeft geleid tot de Godzalige volheid van inwoning door de Godheid lichamelijk, hetgeen op haar beurt heeft geleid tot de “Bruiloft van het Lam”[11], tot de vrucht en de geboorte van “de mannelijke zoon”, de Goddelijke “speerpunt” van de ganse verzegeling, waarom ook de verzegeling van de Bruid in deze 144.000 is vernoemd.
Hoe kan hier sprake zijn van vrouwen en maagden, als hier “dienstknechten/dienaren” (zie Openb. 7:3, SV/HSV) vermeld staat? De vrouw is in Bijbelse zin altijd één met haar man; dat wil zeggen: zij wordt genoemd of vernoemd IN haar man, zij draagt – met haar in het huwelijk treden – in haar huwelijksverbintenis of kortweg in haar huwelijksgemeenschap, niet langer haar eigen naam, maar wel die van haar man. Is dit letterlijk waar, hoeveel te meer in geestelijke zin; immers hier is sprake van “het zegel Gods”. Ze moeten maagden zijn in de betekenis van het Woord, omdat ons hier een “profetische parallel” wordt geboden. Bovendien gaat “heiliging” van de man uit; ook in overdrachtelijke zin. Zoals de maagd van Israël, Maria, vanwege de HEILIGE OVERSCHADUWING DOOR DE HEILIGE GEEST, de Zoon baarde, alzo zal in het laatste der dagen de Bruid van de Here Jezus Christus, onder de machtige overschaduwing van Gods genadevleugelen komen, en zo “bevrucht”[12] worden. Deze bevruchting van Christus’ Bruid is een Schriftuurlijk geprofeteerd feit (zie Matth. 25:10 en Openb. 12:1-2). Deze gehuwde en in barensnood verkerende Vrouw zal straks “de mannelijke zoon” baren[13] (zie Openb. 12:2, 4b-5). Wij verwijzen in dit verband in het bijzonder naar Mattheus 1:19, waar sprake is van “het dragen van de smaad”; het betreft hier de “overschaduwde maagd”, Maria, als een realistisch Bijbels beeld. Ze bewaarde het ONTVANGEN WOORD in haar hart (zie Luk. 2:50-51)!
Deze “Bruid van het Lam” is degene, waarvan sprake is in Efeze 5:26-27 en 31-32:
“opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord, opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een Gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn.” (Ef. 5:26-27)
“Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de Gemeente.(Ef. 5:31-32)
Let speciaal op het laatste vers. Bid en mediteer hierover en laat u in alle waarheid leiden door de Geest der Waarheid. “Want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw” en “Hij Die u roept, is getrouw: Hij zal het ook doen” (Hebr. 10:23b en 1 Thess. 5:24).
Het profetisch-Bijbelse getal 144.000 staat ook in verband met “volheid van lijden”. Waar Schriftuurlijke volheid van vruchtdracht wordt gekend, daar is ook sprake van volheid van lijden (zie Johannes15 in samenhang met Openbaring 12). Het toenmalige letterlijke volk van Israël had dit in Egypte (type van de wereld) meegemaakt, alwaar het 400 lange jaren had vertoefd in het landschap Gosen. Een jaar telde in Israël 360 dagen. 400 jaren telde dus in Israël 400 x 360 dagen = 144.000 dagen.
Uit elk “geslacht” komen straks, profetisch gesproken, 12.000 zielen voort en elke groep heeft dan haar eigen plaats. Alhoewel Efraïm niet genoemd wordt, is deze toch daar, want hij wordt gesteld in het geslacht van Jozef. Efraïm erfde het gezegende “eerstgeboorterecht” (zie Gen. 48:8-20). Maar uit het geslacht van Dan zal straks de antichrist voortkomen (de slang is het symbool van de duivel/satan – zie Gen. 49:17). Alhoewel Ruben zondigde (zie Gen. 49:3-4) werd hij in zijn plaats met betrekking tot de geslachten van het volk Israël hersteld, maar hij verbeurde zijn eerstgeboorterecht.
Evenals van het letterlijke Israël de haat, het lijden, de lasten en zorgen en het juk van de slavernij zich vermenigvuldigden (zie Exod. 5:5-9), voordat zij uit Egypte werden verlost, zó zal het straks eveneens het geval zijn met betrekking tot de Gemeente van de Here Jezus Christus in deze wereld, waarin wij leven. Maar zoals God Zijn kinderen “tot Zich droeg op de vleugels van een grote arend” (zie Exod. 19:4), alzo zullen straks deze kinderen van het geestelijk Israël, de Bruid, de Vrouw van Openbaring 12, “twee vleugels van een grote arend gegeven (worden), opdat zij naar de woestijn zou vliegen, naar haar plaats (die door God voor haar gereedgemaakt was – zie vers 6),… buiten het gezicht van de slang” (zie Openb. 12:14).
De 10 stammen, tezamen het “huis van Israël” geheten, zijn “verloren” (d.w.z. verloren gewaand door de mens – noot AK)[14], opgelost onder de volken (zie Matth. 10:6, 15:24), maar God weet alle dingen. Juda’s afstammelingen vormen met Benjamin, die in de stam Juda werd opgenomen, samen met de Levieten, het volk, dat wij onder de naam “Joden” kennen; deze samen vormen dus het “huis van Juda”, terwijl de andere, noordelijker gelegen 10 stammen, zoals wij hebben gezien, het “huis van Israël” werden genoemd (zie 1 Kon. 2:9-32 en 12:21-24).
Deze noordelijke 10 stammen werden in 721 voor Christus in Assyrische ballingschap gevoerd en zijn nooit uit deze ballingschap teruggekeerd (zie 2 Kon. 17). Juda, Benjamin en de Levieten werden door Nebukadnezar tussen ± 606 voor Christus en 588 voor Christus in Babylonische ballingschap gevoerd (zie 2 Kon. 25 en 2 Kron. 36), maar zijn wèl uit deze 70-jarige ballingschap teruggekeerd naar Palestina onder het leiderschap van Nehemia en Esra. Ook hiermee had God Zijn verheven bedoeling, want niet alleen moesten tempel en muren worden HERbouwd (gerestaureerd), maar ook de beloofde Messias moest uit Juda in Bethlehem geboren worden.
Sinds Christus’ verzoenend sterven op het kruis van Golgotha is er VERLOSSING, REDDING en ZALIGHEID voor de gehele mensheid (zie o.a. Matth. 28:19 en Joh. 3:16) en vandaag de dag kan ieder mens door de genadewerking van Gods Geest wederom geboren worden (zie Joh. 3:3),, waardoor hij/zij een zoon/dochter van God wordt (zie Joh. 1:12). Dezen worden zo “ingeënt in één van de stammen Israëls”. Daarom worden kinderen van God ook wel, door hun geloof in Jezus Christus, “kinderen Abrahams” genoemd:
“Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Want u allen die in Christus gedoopt bent, hebt zich met Christus bekleed. Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de belofte erfgenamen.” (Gal. 3:26-29).
Het “geestelijk Israël” bestaat heden ten dage dus zowel uit BEKEERDE heidenen, als uit BEKEERDE Israëlieten en BEKEERDE Joden.

De grote menigte, die niemand tellen kon

Na deze “144.000 verzegelden” uit het geestelijk Israël aanschouwde de apostel Johannes het volgende:

Openbaring 7:9-12, “Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen (SV: geslachten), volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam! En alle engelen stonden rondom de troon, de ouderlingen en de 4 dieren (letterlijk: 4 levende wezens). Zij wierpen zich vóór de troon neer met hun gezicht ter aarde en aanbaden God, en zeiden: Amen. De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze God tot in alle eeuwigheid. Amen.”
Wij moeten er op letten, dat hier geen getal wordt genoemd; het is een ONTELBARE menigte uit ALLE volken der aarde. Wat een gezegende gedachte! En hoe groot is Gods wondervolle genade! Hoe ondoorgrondelijk zijn, inderdaad, Zijn wegen! Hun kleding spreekt ons van de gerechtigheid van de heiligen van God, en palmtakken van OVERWINNING waren in hun handen. Met luide stem brachten zij God lof en eer toe. Allen die direct rondom de troon van God staan (ze worden hier, zie bovenstaande Bijbeltekst, vermeld), vallen neer op hun aangezicht en aanbidden God, Hem lof, eer en heerlijkheid gevende.

Openbaring 7:13-17, “En één van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen? En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit DE grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden (SV: zal hen overschaduwen). Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden (SV: hun een Leidsman zijn) naar de LEVENDE waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.”
Zij komen uit “DE grote verdrukking”. Hier (in Openbaring 7:14) wordt niet gezegd: EEN grote verdrukking. “DE grote verdrukking” is een – in de Schrift – duidelijk genoemde, aangegeven tijdsperiode. Hier kan dus onmogelijk sprake zijn van verdrukkingen, die nu of terug in de geschiedenis het deel van de gelovigen zijn (geweest), want dan zou de hele tijd tussen Jezus’ hemelvaart en Zijn 2de komst (de “parousia”[15]) de grote verdrukking moeten heten. En dit verbiedt Gods Woord. DE grote verdrukking is die profetische tijdsperiode in Gods Verlossingsplan, waarvan zo dikwijls in de Bijbel wordt gesproken (zie Jer. 30:7, Dan. 12:1 en Matth. 24:21).
“Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal.” (Matth. 24:21)
In al deze plaatsen wordt met grote nadruk gesproken over DE grote verdrukking. En het is altijd dezelfde, waaruit de schare van heiligen uit de volkeren tevoorschijn komt… Met het noemen van hun kleding en wat zij daarmee hebben gedaan, wordt ons duidelijk gemaakt, dat er slechts één weg van behoud is. Welk onderscheid er ook onder de heiligen moge wezen, hierin zijn ze allen aan elkaar gelijk: HET BLOED VAN HET LAM HEEFT HEN ALLEN VAN ZONDEN GEREINIGD EN HEN WIT GEMAAKT ALS SNEEUW! Daar moge straks verschil zijn in positie en heerlijkheid, maar hierin – en dit is de hoofdzaak, waarop alles neerkomt – zijn zij gelijk.
Deze heiligen, die uit de grote verdrukking voortkomen, zijn zij, die ondanks de grote verdrukking tòch hebben overwonnen. Zij hebben echter de Bruiloft van het Lam gemist; zij waren namelijk “dwaze maagden”[16] (zie Matth. 25:1-13 en 22:11-14), “de overigen van het zaad van de Vrouw” (zie Openb. 12:17, SV – die dus niet tot de “wijze maagden” behoorden en daardoor de grote verdrukking moesten meemaken – noot AK). Zij zullen, tijdens deze GROTE VERDRUKKING, allen worden gedood door de antichrist en “verzegelen” zodoende hun getuigenis aangaande Christus en Die gekruisigd, met hun eigen martelaarsbloed!
Bij deze martelaren uit de grote verdrukking kunnen wij gevoeglijk de martelaren voegen, die na de opening van het 5de zegel gedood worden. Laat ons niet vergeten, dat ALLE gebeurtenissen onder de opening van de zegels VOORTDUREN tot de wederkomst van de Here Jezus Christus. Op grond hiervan mogen wij verstaan, dat de verdrukkingen en vervolgingen van Gods volk, resulterende in de dood, die na de opening van het 5de zegel plaats zullen hebben, zullen voortduren onder de komende antichrist, waardoor wij deze periode van martelaarschap gevoeglijk kunnen doen samenvallen met die uit de grote verdrukking.
“En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig (SV: vervuld) zou zijn geworden.” (Openb. 6:9-11).
(Dit zijn zij, die dit lot ondergaan in de grote verdrukking).

Recapitulatie

Wij hebben nu achtereenvolgens en Schriftuurlijk opgesteld:

1ste zegel
Matth. 24:3-5, 14
Openbaring 6:1-2
2de zegel
Matth. 24:6-7a
Openbaring 6:3-4
3de zegel
Matth. 24:7b
Openbaring 6:5-6
4de zegel
Matth. 24:7-8
Openbaring 6:7-8
5de zegel
Matth. 24:9-13
Openbaring 6:9-11
6de zegel
Matth. 24:29-30
Openbaring 6:12 en 7:17 (de grote aardbeving en de verzegeling van de 144.000)

De in Openbaring hoofdstuk 6 “schijnbaar” afgebroken draad wordt weer opgevat in hoofdstuk 8, waarin de opening van het 7de zegel wordt vermeld. Na de opening van dit zegel geschiedt eerst “een stilte (SV: stilzwijgen) in de hemel van ongeveer een half uur” (zie Openb. 8:1b), hetwelk tot inleiding dient van een nieuwe reeks van de aller-ellendigste en gemeenste verdrukkingen, die over de aarde zullen komen… Immers, de oordelen van God zijn, in steeds toenemende mate, als even zovele vrijbrieven van God aan de machten der duisternis om de wereld te teisteren met hun duivelse verdrukkingen…

CJH Theys [17]
(1903 – 1983)

Einde van Hoofdstuk 7van het Boek Openbaring.
KLIK HIER voor hoofdstuk 8.


.
[1] Uit de Studiebijbel:
Het zelfstandig naamwoord parousia betekent (1) ‘aanwezigheid, tegenwoordigheid’, en (2) ‘komst, aankomst’. Afgeleid van par-eimi ‘zijn (bij), aanwezig of tegenwoordig zijn’ houdt de 1ste betekenis in het ergens zijn of aanwezig zijn, d.w.z. de aanwezigheid of tegenwoordigheid van een zaak of een persoon op een bepaalde plaats. Zo lezen we bijv. in Filip. 2:12 over Paulus’ tegenwoordigheid in tegenstelling tot zijn afwezigheid en in 2 Cor. 10:10 over zijn persoonlijke aanwezigheid, dit in tegenstelling tot contact dat hij met zijn lezers heeft via zijn brieven.
In de 2de betekenis gaat het om het naar iemand of iets toekomen (vandaar ‘toekomst’ in sommige vertalingen) en er dan zijn, dus ‘komst’ om te blijven. … In het buitenbijbelse Grieks wordt het woord speciaal gebruikt voor de officiële komst van een koning naar een bepaalde stad of streek in zijn rijk. In het NT wordt het woord in het bijzonder gebruikt voor de ‘komst’ van Jezus Christus en dan gaat het niet om Zijn komst in het vlees, maar steeds om Zijn komst in heerlijkheid, Zijn wederkomst aan het einde der tijden (bijv. Matth. 24:3, 2 Thess, 2:8, 1 Joh. 2:28). (noot AK)
[2] Zie eventueel ons artikel De wederkomst van Christus nader bekeken van A. Klein en/of de studie Er komt spoedig een Goddelijke Bruiloft hier op aardevan E. van den Worm. (noot AK)
[3] Uit de Studiebijbel:
Het zelfstandig naamwoord epiphaneia betekent ‘verschijning, zichtbaarwording’. In het Grieks, buiten het NT, wordt het vooral gebruikt voor het verschijnen van goden om redding te brengen. In het NT komt het één keer voor met betrekking tot Jezus’ komst en werkzaamheid op aarde (zie 2 Tim. 4:8). Op de overige plaatsen gaat het om Zijn wederkomst (vgl. parousia ‘aanwezigheid, tegenwoordigheid: komst’). Het is afgeleid van epiphanēs ‘zichtbaar’. (noot AK)
[4] Er is een verschil tussen Israël en het Jodendom. Wij willen dit in het kort proberen uit te leggen. In eerste instantie bestaat het volk van Israël uit de 12 stammen, vernoemd naar de 12 zonen van Jakob (die van God de naam Israël kreeg). Maar later komt er een splitsing. Er wordt in de Bijbel dan onderscheid gemaakt tussen het “huis van Israël” en het “huis van Juda” (de zgn. Joden). Het “huis van Israël” (ook wel Efraïm-Israël genoemd) is het 10-stammenrijk dat in de loop van de geschiedenis, door de Assyrische ballingschap, weggevoerd werd uit het beloofde land Kanaän/Palestina. Zij zijn daarna de zgn. heidenwereld ingetrokken, waar zij, tot op heden, in het “verborgen” wonen. Het zijn vooral de zgn. “christelijke” landen in Noordwest-Europa en de landen, waar velen uit Noordwest-Europa later naar toe zijn geëmigreerd, zoals Amerika, Canada, Zuid-Afrika en Australië. Het “huis van Juda” is het 2-stammenrijk, namelijk het volk van Juda, Benjamin en Levi, dat in de dagen van Jezus rondwandeling op aarde in het beloofde land Kanaän/Palestina leefde. (Het huis van) Juda, de zgn. Joden, is dan ook het deel van Israël waarover de verharding is gekomen (Rom. 11:25).
Zie eventueel op onze website de studie Gij, volk van Israël, ontwaak !van E. van den Worm en/of het artikel ANDER nieuws over ISRAËL – De zoektocht naar de Israëlische identiteit van ALLE 12 stammen van A. Klein. (noot AK)
[5] De Vroege Regen = Het beeld van de uitstorting van de Heilige Geest op de (1ste, Nieuwtestamentische) Pinksterdag. Zie Handelingen 2, vooral de verzen 1-4. Lees vooral ook Joël 2:23b en 28-29, waarbij de Spade (of Late) Regen het beeld is van de UITSTORTING van de Heilige Geest in de LAATSTE FASE van de eindtijd.
Zie eventueel op onze website de studie: De uiteindelijke, Goddelijke HEERLIJKHEID van de ware Gemeente van de Here Jezus Christus in de eindtijd, die is GROTER dan die van de eerste Gemeente”. (noot AK)
[6] Deze studie is in ons bezit. Voor informatie hierover kunt u ons mailen via info@eindtijdbode.nl
[7] Dan = Waarschijnlijk Denemarken, wat in het Deens, als “Danmark“, beter naar voren komt. (noot AK)
[8] Zie eventueel onze studie Dingen die (met) haast geschieden moeten”, met de sub-titel: De geboorte van de mannelijke zoon”. (noot AK)
[9] Zie eventueel onze studie Er komt spoedig een Goddelijke Bruiloft hier op aardevan E. van den Worm en/of het artikel Een ANDER geluid – Wie is de VROUW uit Openbaring 12? van A. Klein. (noot AK)
[10] Zie eventueel onze studie Een ANDER geluid – Het verschil tussen ‘het Lichaam van Christus’ en ‘de Bruid van Christus’ (over de 5 wijze en de 5 dwaze maagden en hun eigen lotsbestemmingen in de eindtijd)van A. Klein / E. van den Worm. (noot AK)
[11] Zie de 1ste studievermelding bij noot 9.
[12] Jezus komt als BRUIDEGOM voor Zijn – reeds op deze aarde – gereinigde Bruid. De Bruiloft van het Lam is dan een feit en Zijn Vrouw (voorheen genaamd de Bruid) is dan (nàdat de Bruiloft heeft plaatsgevonden) reeds zwanger geworden (zie Openbaring 12:2) van de geestelijke zonen, de 144.000 (die – in geestelijke zin natuurlijk – “uit haar voortkomen” door de VOLLE INWONING en WERKING van de Heilige Geest) vanwege de gemeenschap (in de geest) met haar Bruidegom.
In het natuurlijke leven wordt – na gemeenschap, bevruchting en geboorte – een baby zichtbaar, na 9 maanden verborgen te zijn geweest in de moederschoot. Hier – in geestelijk opzicht – is de mannelijke zoon ook eerst “verborgen” aanwezig in het Lichaam van de Bruid/Bruidsgemeente (want “de mannelijke zoon” is reeds onder hen), maar opeens, net als bij een natuurlijke geboorte, wordt deze zoon OPENBAAR (d.i. het openbaar worden van de zonen Gods – zie Romeinen 8:18-19). Het is dus niet “de geboorte van een zoon” die – in geestelijke zin – nog moet groeien, maar deze zoon wordt openbaar (d.i. manifesteert zich) in de status van “een VOLWASSEN (d.i. VOLMAAKTE) zoon. Gekomen tot “de mate van de grootte van de volheid van Christus” (zie Efeze 4:13). (noot AK)
Zie eventueel ook nog de studie vermeld bij noot 8.
[13] Zie noot 12.
[14] Zie noot 4.
[15] Zie noot 1.
[16] Zie noot 10.
[17] De Bijbelverzen zijn weliswaar omgezet naar de HSV-vertaling (soms met een gedeelte van de SV erbij vermeld), maar aan de oorspronkelijke (taalkundig wat oudere) tekst is – vooral vanwege tijdgebrek – weinig gewijzigd. (noot AK)

.

5 reacties op Openbaring 07 vers 1-17

  1. Armand Trommelen zegt:

    Dank u wel voor de uitleg over Openbaringen.
    Mag ik u vragen, de grote schare die niemand tellen kon, u schreef dat zij de dwaze maagden zijn die de bruiloft van het Lam hebben gemist. Mijn vraag is namelijk: zijn dit Joodse mensen of mensen uit de heidenen?

    Alvast dank voor uw antwoord,
    A. Trommelen

    Like

    • Beste br. Armand Trommelen,

      De dwaze maagden kunnen m.i. uit beide bestaan: zowel uit Messiasbelijdende gelovigen uit het volk Israël (alle 12 stammen wel te verstaan, dus zeker ook Joodse gelovigen uit de stam Juda) alsook uit de gelovige christenen uit de heidenen.
      Of hier ook Joodse gelovigen bij zullen zitten die niet in Jezus als de Messias geloven, durf ik u niet met zekerheid te zeggen. Wel dat God tijdens de Grote Verdrukking nog een speciaal verlossingsplan voor Zijn volk heeft door middel van Zijn 2 getuigen (zie Openbaring 11:1-6 en de uitleg hiervan in onze studie van Openbaring).

      Alle gelovigen zullen m.i. hopen bij de wijze maagden te behoren, niet omdat de dwaze maagden verloren gaan, want ook zij zijn behouden voor de eeuwigheid, maar omdat het
      1. Betekent dat je dan door de grote verdrukking moet
      2. Je daar de marteldood zal sterven
      3. We toch liever als ‘wijze maagd’ door het leven willen gaan.
      Een dwaze maagd zijn betekent dus in de meeste gevallen zeker ook behoudenis ofwel het eeuwige leven beërven, de enige uitzondering zijn zij die tijdens de Grote Verdrukking zo ‘dwaas’ zullen zijn om – waarschijnlijk uit angst voor het één of ander – het teken van het beest te accepteren, en daarna is er geen weg meer terug !!

      Hopelijk kunt u iets met dit vast nog onvolmaakte antwoord.

      Hartelijke groet en Gods zegen,
      A. Klein

      Like

    • Armand Trommelen zegt:

      Dank u wel voor uw antwoord, het is duidelijk.

      Hartelijke groeten,
      Armand Trommelen

      Like

  2. Anneke zegt:

    Wanneer ben je een dwaze maagd, kunt u dit misschien uitleggen ?

    Like

    • Geachte Anneke,

      De uitdrukking “dwaze maagden” komt uit Mattheus 25:1-13. Zij zijn de groep die niet gereed zijn als de Bruidegom komt om Zijn Bruid te halen, mede ter BEWARING uit de aanstaande grote verdrukking. Dit komt omdat zij de “olie” – beeld van de Heilige Geest, Zijn INWONENDE en INWERKENDE Geest in de gelovige – missen (of eraan tekort komen). Waardoor zij straks niet voldoen aan de standaard die de Bruidegom aan Zijn Bruid stelt, namelijk het “zonder vlek of rimpel, heilig en onberispelijk” (in Zijn ogen) zijn. Zoals wij kunnen lezen in Efeze 5 vers 25-27.
      Het zijn echter ook oprechte gelovigen, die van de Here Jezus houden en Zijn wederkomst, ook als Bruidegom (vandaar het “maagd-zijn”), spoedig verwachten.
      Zelf denk ik dat er op dit moment nog maar weinig echt “wijze maagden” zijn, maar daar zal spoedig, door de druk der omstandigheden (in de wereld en/of het eigen leven), verandering in komen.

      Deze studies van ons over dit onderwerp kan ik u aanbevelen (de titel is tevens de rechtstreekse link):

      De 5 wijze en de 5 dwaze maagden en hun eigen lotsbestemmingen in de eindtijd
      Er komt spoedig een Goddelijke Bruiloft hier op aarde

      Met vriendelijke groet, en Gods zegen toegewenst,
      A. Klein

      Like

Plaats een reactie