.
Goddelijke gerichten vanaf de tijd van de grote afval, volgens de beschrijving van het boek -en de profeet- Joël
De Spade Regen-OPWEKKING
Zij die menen dat de Spade Regen[1] al is uitgestort, en die de Pinksteropwekking van het begin van deze (= inmiddels de vorige) eeuw beschouwen als de vervulling van die geprofeteerde grote eindtijdopwekking, zien twee voorname feiten over het hoofd. Zij gaan geheel en al voorbij aan het gebeuren dat aan die opwekking vooraf moet gaan en aan hetgeen erop zal volgen. Allereerst veronachtzamen zij het gegeven, dat de Schrift leert, dat de Spade Regen de voorbereidingstijd is voor de Bruiloft van het Lam, bedoeld met name om de Bruidsgemeente met heerlijke geestelijke klederen en sieraden te bekleden en haar gereed te maken voor de ontmoeting met haar hemelse Bruidegom. Hoe wondervol wordt dit bijvoorbeeld beschreven in Psalm 45:11-16, waar gesproken wordt over “blijdschap en verheuging” (vers 16, SV), dus opgewektheid of opwekking, in verband met de aankleding en het voorgeleid worden van de Bruid: “Luister, dochter, en zie, en neig uw oor: vergeet uw volk en het huis van uw vader. Dan zal de Koning verlangen naar (SV: lust hebben aan) uw schoonheid; omdat Hij uw Heere is, buig u voor Hem neer. De dochter van Tyrus zal komen met een geschenk; de rijken onder het volk zullen trachten Uw aangezicht gunstig te stemmen. De koningsdochter is innerlijk één en al heerlijkheid (SV: verheerlijkt inwendig); haar kleding bestaat uit borduurwerk van gouddraad. In kleurrijk geborduurde kleding wordt zij naar de Koning geleid; jonge meisjes, haar vriendinnen in haar gevolg (SV: haar medegezellinnen), worden bij U gebracht. Zij worden geleid in grote blijdschap en vreugde, zij gaan het paleis van de Koning binnen.” (HSV)
Op een andere plaats, in Jesaja 60:1-2, komt deze verstrengeling van het opgewekt worden en het zich gereedmaken, dat wil zeggen, het bekleed worden met de heerlijkheid des Heren, nog sterker uit: “Sta op, word verlicht, want uw Licht komt en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op. Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkere wolken de volken, maar over u zal de HEERE opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.” (HSV)
Zie ook Mattheüs 25:7 (SV): “Toen stonden al die maagden op, en bereidden haar lampen.”
Onderzoeken wij nu of deze dingen ook gevolgd zijn op de zgn. Pinksteropwekking (in de 20ste eeuw), dan moeten wij helaas constateren dat dit niet het geval is. Integendeel, verflauwing en (geloofs)afval nemen wij thans overal waar. Het tweede wat de Schrift op vele plaatsen leert, is, dat de opwekking door een tijd van (geloofs)afval en van grote benauwdheid voorafgegaan wordt. Lees hiervoor onder meer Jesaja 30:20-23 en 32:9-17. Dit nu is ook de voorstelling van zaken, die wij in het boek Joël vinden. De “benauwdheid van Jakob”, die wij in het vorige deel (3) hebben behandeld en die nog altijd in de toekomst ligt (let op: geschreven in 1989), hoewel verscheidene tekenen erop wijzen dat het aanbreken van deze tijd niet lang meer op zich zal laten wachten, zal de noodzakelijke verootmoediging en bekering brengen, zonder welke een geestelijke opwekking ondenkbaar is. Deze opwekking zal beginnen bij de Israëlvolkeren,[2] zij zijn het immers ook die het ‘t meest benauwd krijgen, en zal zich daarna over heel de wereld uitbreiden. De opwekking in Israël (de Israëllanden – dat wil zeggen: de landen waar afstammelingen van deze 10 [of alle 12 ?] stammen wonen – beslaan een groot deel van de aarde, zodat wij hier beslist niet aan een plaatselijke opwekking moeten denken!) vinden wij beschreven in Joël 2:18-27, de wereldwijde opwekking in de er opvolgende passage, Joël 2:28-32 (in de Hebreeuwse Bijbel is dit een afzonderlijk hoofdstuk):
“Toen nam de HEERE het op voor Zijn land, en Hij spaarde Zijn volk (SV: Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen). 19 Zie, Ik zend u het koren (= geestelijk voedsel), de nieuwe wijn en de olie (= de werkingen, gaven en bedieningen van de Heilige Geest), zodat u ermee verzadigd wordt. Ik zal u niet meer overgeven als voorwerp van smaad onder de heidenvolken. 20 Ik zal die uit het noorden ver van u wegdoen. Ik verdrijf hem naar een dor en woest land, zijn voorhoede naar de zee in het oosten, zijn achterhoede naar de zee in het westen. Zijn stank stijgt op, zijn walm stijgt op, want hij heeft grote dingen gedaan. 21 Wees niet bevreesd, land, verheug u en wees blij, want de HEERE heeft grote dingen gedaan. 22 Wees niet bevreesd, dieren van het veld, want de weiden van de woestijn worden groen, de bomen dragen hun vrucht, de wijnstok en de vijgenboom geven hun opbrengst. 23 En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de HEERE, uw God, want Hij zal u geven de Leraar tot gerechtigheid. Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late (SV: spade) regen in de eerste maand. 24 De dorsvloeren zullen vol koren zijn, de perskuipen stromen over van nieuwe wijn en olie. 25 Ik zal u de jaren vergoeden die de veldsprinkhaan, de jonge sprinkhaan, de zwermsprinkhaan en de treksprinkhaan hebben opgegeten, Mijn grote leger, dat Ik op u had afgestuurd. 26 Dan zult u overvloedig en tot verzadiging eten, en de Naam van de HEERE, uw God, prijzen, Die wonderlijk met u heeft gehandeld. Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden. 27 Dan zult u weten dat Ik te midden van Israël ben, dat Ik, de HEERE, uw God ben, en niemand anders: Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden!” (Joël 2:18-27, HSV)
“28 Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen (SV: jongelingen) zullen visioenen zien. 29 Ja, zelfs op de dienaren en op de dienaressen zal Ik in die dagen Mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wondertekenen geven aan de hemel en op de aarde: bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voor die dag van de HEERE komt, die grote en ontzagwekkende. 32 Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HEERE gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn (SV: bij de overgeblevenen), die de HEERE roepen zal.” (Joël 2:28-32, HSV)
De zo bekende kenmerken van een uitstorting van de Heilige Geest, die in Joël 2:28 gegeven worden, zullen uiteraard ook de begeleidende verschijnselen van de opwekking onder de Israëlvolkeren zijn.
Hoe zal de afloop zijn van de grote oorlog, die de oorzaak zal zijn van die grote benauwdheid waarin “Jakob” terecht zal komen? Joël 2:18 zegt, dat wanneer de volkeren Israëls zich bekeren, God over hen zal “ijveren” en hen zal “verschonen”. Hij zal hen uit dat grote gevaar bevrijden en het onheil afwenden. Magog[3], de macht van het noorden, zal met al zijn vazallen[4] worden vernietigd, zo lezen wij in Ezechiël 38:18-23 en 39:4-8 (HSV):
“38:18 Op die dag zal het gebeuren, op de dag dat Gog over het land van Israël komt, spreekt de Heere HEERE, dat Mijn grimmigheid in Mijn neus zal opstijgen. 19 Want in Mijn na-ijver, in het vuur van Mijn verbolgenheid, heb Ik gesproken: Voorwaar, op die dag zal een zware aardbeving het land van Israël treffen! 20 De vissen in de zee, de vogels in de lucht, de dieren van het veld, al de kruipende dieren die op de aardbodem kruipen, en alle mensen die op de aardbodem zijn, zullen voor Mijn aangezicht beven. De bergen zullen omvergehaald worden, de bergwanden zullen instorten en alle muren zullen op de grond neervallen. 21 Op al Mijn bergen zal Ik een zwaard tegen hem oproepen, spreekt de Heere HEERE. Ieders zwaard zal tegen zijn broeder zijn. 22 Ik zal met hem een rechtszaak voeren door pest (SV: pestilentie) en door bloed. Ik zal een alles wegspoelende regen, en (SV: grote) hagelstenen, vuur en zwavel op hem doen regenen, op zijn troepen en op de vele volken die met hem zijn. 23 Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben.”
“39:4 Op de bergen van Israël zult u vallen, u en al uw troepen, en de volken die met u zijn. Ik heb u aan allerlei soorten roofvogels en aan de dieren van het veld tot voedsel gegeven. 5 Op het open veld zult u vallen, want Ík heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE. 6 Ik zal vuur zenden in Magog en onder hen die onbezorgd de kustlanden bewonen. Dan zullen zij weten dat Ik de HEERE ben. 7 Ik zal Mijn heilige Naam te midden van Mijn volk Israël bekendmaken en Mijn heilige Naam niet langer laten ontheiligen. Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik de HEERE ben, de Heilige in Israël. 8 Zie, het komt en zal gebeuren, spreekt de Heere HEERE. Dit is de dag waarover Ik gesproken heb.”
“Jakob” wordt uit zijn benauwdheid verlost (zie Jeremia 30:7[5]). Van deze verlossing wordt ook in Joël 2:20 gesproken. Hier opnieuw de nadruk op het feit, dat dit niet het werk van mensen, maar van God zal zijn. Goddelijk ingrijpen dus. God zal “dien van het noorden… wegdrijven in een dor en woest land” (Joël 2:20, SV). Dit dorre en woeste land is Siberië of Aziatisch Rusland. De “Oostzee” is hier de Grote of Stille Oceaan; de “achterste zee”, letterlijk staat er in het Hebreeuws “de westelijke zee”, is de Atlantische Oceaan (zie Joël 2:20, SV).
Dat zijn aangezicht naar de Oostzee gericht zal zijn en zijn einde (achterkant) naar de achterste zee, zoals hier (in de Statenvertaling) geschreven staat, wil zeggen dat Rusland vanaf die tijd een onbetekenende, op Azië gerichte en georiënteerde mogendheid zal zijn, die in de westerse wereld niet meer meetelt. Als reden voor deze straf wordt opgegeven: “hij heeft grote dingen gedaan” (zie Joël 2:20), waarmee bedoeld wordt, dat hij te ver is gegaan in de ogen van God; hij heeft de grenzen van zijn bevoegdheid overschreden. Alsdan zullen de vrees en de benauwdheid voorbij zijn voor de Israëlvolkeren (inclusief de Joden, Juda), maar ook voor alle overige volkeren (die door deze wereldoorlog evenzeer in beroering zullen zijn gebracht; sommige, zoals Saoedi-Arabië, zullen er zelfs rechtstreeks bij zijn betrokken). Een korte tijd van verademing breekt aan voor de wereld. Zie Joël 2:21 en 22 (SV): “Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan. 22 Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen weer jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven.”
Met de “beesten des velds” worden in vers 22 weer alle levenden bedoeld (vergelijk Joël 1:20). In Joël 2:21 wordt dan nog gezegd: “De Here heeft grote dingen gedaan”. Letterlijk vertaald staat er: “De Here gaat grote dingen doen” (of: is bezig grote dingen te doen), hetgeen zeker verwijst naar dit machtig ingrijpen van God ter beëindiging van Jakobs benauwdheid, maar daarenboven en vooral betrekking heeft op de wonderbare opwekking die alsdan aanstaande is. Merk overigens op, dat er in dit vers een stille verwijzing gevonden wordt naar Joël 2:20, waar van Gòg wordt gezegd dat “hij grote dingen deed”. Het is alsof God hiermee wil zeggen, dat wat Hij gaat doen in de eindtijd, alle blijken van menselijk kunnen en alle menselijk machtsvertoon zal overtreffen.
Zoals in Joël 2:14 al werd geopperd, zal God een zegen overlaten voor Israël, als het zich zal bekeren. Deze zegen is niet de verlossing die de Here in die dagen zal geven, maar de uitstorting van de Spade Regen, waardoor de dorre akkers weer tot bloei zullen komen en de bomen weer vrucht af zullen werpen.
Zo staat het dan ook in Joël 2:19. Na de benauwdheid komt de opwekking. God geeft weer aan Zijn volk: “koren”, dat is geestelijk voedsel, en “nieuwe wijn en olie”, dat zijn de werkingen, gaven en bedieningen van de Heilige Geest (vergelijk Joël 1:10 – waar deze werkingen, gaven en bedieningen nog grotendeels ontbraken). Zij zullen weer (geestelijk) verzadigd worden. Een tijd van geestelijke opgang breekt dan aan. Joël 2:22 vervolgt met de blijde mededeling, dat “de weiden der woestijn weer jong gras zullen voortbrengen” (SV). Dat wil zeggen: de gemeenten Gods komen weer tot bloei. Er komt nieuw leven (vergelijk Joël 1:19-20 – waar dit nieuwe leven nog ver te zoeken was). Voor het hier (in Joël 2:22, SV) genoemde “geboomte” dat weer vrucht zal dragen, verwijzen wij naar de bespreking van Joël 1:12 (in deel 2c[6]). Afzonderlijk wordt hier (in Joël 2:22, SV) wel vermeld dat “wijnstok en vijgenboom hun vermogen zullen geven”, waarmee bedoeld wordt dat de ware gelovigen in die tijd wederom grote kracht zullen putten uit de blijdschap en vrede van de Heilige Geest.
Een grote en machtige uitstorting van Gods Geest zal plaats hebben. Wij vinden haar beschreven in Joël 2:23-26 (HSV): “En u, kinderen van Sion, verheug u en wees blij in de HEERE, uw God, want Hij zal u geven de Leraar tot gerechtigheid. Die zal regen op u doen neerdalen, vroege regen en late (SV: spade) regen in de eerste maand. 24 De dorsvloeren zullen vol koren zijn, de perskuipen stromen over van nieuwe wijn en olie. 25 Ik zal u de jaren vergoeden die de veldsprinkhaan, de jonge sprinkhaan, de zwermsprinkhaan en de treksprinkhaan hebben opgegeten, Mijn grote leger, dat Ik op u had afgestuurd. 26 Dan zult u overvloedig en tot verzadiging eten, en de Naam van de HEERE, uw God, prijzen, Die wonderlijk met u heeft gehandeld. Mijn volk zal voor eeuwig niet beschaamd worden.”
“Hij zal u de regen doen nederdalen”, de Heilige Geest wordt uitgestort, lezen we in vers 23. Van die “regen” is alle geestelijke groei afhankelijk. Bedenk intussen, dat het hier nog steeds gaat over de bedreigde en door de (geloofs)afval geestelijk verarmde Israëlvolkeren. Bij hèn begint de opwekking (zie ook Ezechiël 39:29[7]). Hiermee is niet in strijd dat hier de “kinderen van Sion” (letterlijk: “zonen van Sion”) toegesproken worden, waarmee de leden van de Gemeente bedoeld worden.[8] Israël, “Gods rijksgebied”, is er ten behoeve van de wereldwijde Gemeente. De Heer spreekt hier tot de leden van Zijn Gemeente en dan met name tot diegenen van hen die in de Israëllanden wonen. Wel kunnen wij hier een tegenstelling met het voorgaande vers, Joël 2:22, ontwaren (= opmerken, gewaarworden). Hóóp is er voor alle levenden. Zij behoeven niet meer te vrezen,… als zij zich tenminste bekeren. Maar grote blijdschap is er, zegt Joël 2:23, voor de getrouwe kinderen Gods, die als het ware een opstanding uit de dood zullen meemaken. De “Leraar ter gerechtigheid” (uit Joël 2:23, SV) die hun gegeven wordt, is geen ander dan de Heilige Geest. Deze is Degene Die “leidt in alle waarheid” (zie Johannes 16:13). Een volle openbaring van waarheid en gerechtigheid mogen wij alsdan verwachten. Een andere vertaling luidt: “de vroege regen tot gerechtigheid”. Vergelijk dit met Hosea 10:12 (HSV): “Zaai voor uzelf in gerechtigheid! Oogst in goedertierenheid! Ploeg voor uzelf ongeploegd land om! Het is tijd om de HEERE te zoeken, totdat Hij komt en het laat regenen: gerechtigheid over u.”
In ieder geval wordt hier bedoeld: een zodanige uitstorting van de Heilige Geest, dat Gods wet in de harten wordt ingeschreven en er een Gemeente ontstaat, die met de ware gerechtigheidskledij bekleed is. Bekleed met het “bruiloftskleed’’. Dat de Vroege Regen en de Spade Regen tegelijkertijd worden uitgestort, heeft niet alleen als beduiding, dat er een ongewoon krachtige uitstorting van de Heilige Geest plaats zal vinden, maar ook dat dan in een zeer korte tijd de Bruidsgemeente tot volle wasdom komt. Vele nieuwe bekeerlingen en gelovigen die maar pas tot het licht van “Pinksteren”[9] zullen zijn gekomen, zullen samen met het getrouwe overblijfsel zeer snel tot de volmaaktheid in Christus[10] komen. In Efeze 4:13 staat: “Totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen (SV: volkomen = in geestelijke zin: een volmaakte) man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus.” (HSV)
De Vroege Regen is natuurlijk met name bedoeld voor degenen die niet eerder de doop met de Heilige Geest hebben ontvangen. Zij die reeds vervuld zijn met de Heilige Geest hebben deze ervaring al gesmaakt. Maar beide groepen zullen in die dagen tezamen ook de volheid van de Geest ontvangen, de Spade Regen. Ook Hosea 6:3 spreekt over deze gezamenlijke uitstorting van de Vroege en de Spade Regen, de “dubbele portie”[11]: “Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den HEERE te kennen; Zijn uitgang is bereid als de dageraad; en Hij zal tot ons komen als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands” (SV). Het zal een bijzonder krachtdadige uitstorting zijn, “stromen van zegen”: “…en Ik zal de plasregen doen neerdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn” (Ezech. 34:26b, SV)! En als gevolg daarvan, zegt Joël 2:24, zullen “de dorsvloeren vol koren zijn en de perskuipen overstromen van nieuwe wijn en olie”. Een wonderbare vermenigvuldiging van het Woord Gods zal er plaatshebben en een volheid van werkingen van de Heilige Geest zal gekend worden in een gereinigde en gelouterde Gemeente (waarvan de dorsvloer en de perskuip spreken). Ook Joël 2:26 spreekt over deze wonderbaarlijke vermenigvuldiging van het Woord van God in die dagen. Gods kinderen zullen tot verzadiging toe eten van het Brood des Levens. En er zal een geest van waarachtige aanbidding over de Gemeente komen. Over deze Bruidsgemeente. Onophoudelijk zullen zij God prijzen en aanbidden (vergelijk Openbaring 11:1[12]). Er staat ook, dat zij niet beschaamd zullen worden. Dit heeft betrekking op de aanneming tot Bruid, die daarna zal volgen! Ruth (type van de Bruid) wordt niet beschaamd door Boaz (type van de Bruidegom) (zie Ruth 3:9-10+18)![13]
H. Siliakus
(21.10.1948 – 10.11.1995)
KLIK HIER voor deel 1: Voorwoord + Joël – Het boek en de schrijver
KLIK HIER voor deel 2a: De (geloofs)afval van de laatste dagen
KLIK HIER voor deel 2b: De (geloofs)afval van de laatste dagen –> het vervolg
KLIK HIER voor deel 2c: De (geloofs)afval van de laatste dagen –> het vervolg
KLIK HIER voor deel 3a: De benauwdheid van Jakob
KLIK HIER voor deel 3b: De benauwdheid van Jakob –> het vervolg
.
- NOOT A. Klein
Wordt vervolgd.
Aan het eind (van 6 [sub]delen) komt er een PDF voor degenen die het artikel willen downloaden of printen.
**********************************************************************************
.
[1] De “Spade Regen”, ook wel “Late Regen” genaamd = Het beeld van de uitstorting van de Heilige Geest in de eindtijd – zie Joël 2:23b en 28-29. Terwijl de zgn. Vroege Regen het beeld is van de uitstorting van de Heilige Geest op de (1ste, Nieuwtestamentische) Pinksterdag. Zie Handelingen, hoofdstuk 2, vooral de verzen 1-4.
-
Zie eventueel onze GRATIS studie “Dingen die [met] haast geschieden moeten (Een systematische verklaring van het boek Openbaring)”, hoofdstuk 6, met de titel: “De Spade Regen-opwekking” van H. Siliakus.
-
Zie eventueel ook nog onze GRATIS studie “De uiteindelijke, Goddelijke HEERLIJKHEID van de ware Gemeente/Kerk van de Here Jezus Christus in de eindtijd, die is GROTER dan die van de eerste Gemeente/Kerk” van E. van den Worm. (noot AK)
[2] De Israëlvolkeren = Hier wordt m.i. ‘het huis van Israël’ bedoeld (namelijk de 10 verloren gewaande stammen, en dus ook de landen waar zij, voornamelijk, wonen).
Er is een verschil tussen Israël en het Jodendom. Wij willen dit in het kort proberen uit te leggen. In eerste instantie bestaat het volk van Israël uit de 12 stammen, vernoemd naar de 12 zonen van Jakob (die van God de naam Israël kreeg). Maar later komt er een splitsing. Er wordt in de Bijbel dan onderscheid gemaakt tussen het “huis van Israël” en het “huis van Juda” (de zgn. Joden). Het “huis van Israël” (ook wel Efraïm-Israël genoemd) is het 10-stammenrijk dat in de loop van de geschiedenis, door de Assyrische ballingschap, weggevoerd werd uit het beloofde land Kanaän/Palestina. Zij zijn daarna de zgn. heidenwereld ingetrokken, waar zij, tot op heden, in het “verborgen” wonen. Het zijn vooral de zgn. “christelijke” landen in Noordwest-Europa en de landen, waar velen uit Noordwest-Europa later naar toe zijn geëmigreerd, zoals Amerika, Canada, Zuid-Afrika en Australië. Het “huis van Juda” is het 2-stammenrijk, namelijk het volk van Juda, Benjamin en Levi, dat in de dagen van Jezus rondwandeling op aarde in het beloofde land Kanaän/Palestina leefde. (Het huis van) Juda, de zgn. Joden, is dan ook het deel van Israël waarover de verharding is gekomen (Rom. 11:25).
Zie eventueel ook nog ons GRATIS artikel “ANDER nieuws over Israël – De zoektocht naar de Israëlische identiteit van ALLE 12 stammen” van A. Klein. (noot AK)
[3] Zie eventueel ons GRATIS artikel “De Russische opmars – De oorlog van Gog en Magog (volgens Ezechiël 38 en 39)” van CJH Theys. (noot AK)
[4] Vazal = Iemand die zich onder de bescherming van een machtig heer of mens stelt, aan wie hij als tegenprestatie diensten bewijst. Het betekent ook: Iemand die in gebonden afhankelijkheid leeft. Dan is er ook nog een vazalstaat = Een afhankelijke staat of satelietstaat = Een staat die geheel afhankelijk is van en in feite geregeerd wordt door een machtig buurland. (noot AK)
[5] “…Het is een tijd van benauwdheid voor Jakob, toch zal hij daaruit verlost worden.” (Jer. 30:7b, HSV)
[6] Overgenomen uit deel 2(c):
Joël 1:12 besluit met de woorden “Ja, de vreugde is verdord, geweken van de mensenkinderen” (HSV). Dit is een uitbreidende conclusie. Bij “mensenkinderen” denken wij niet in de eerste plaats aan de leden van Christus’ Gemeente, maar aan de bevolking van de aarde in het algemeen. Hiermee wordt aangegeven dat we de nood van de Gemeente niet los mogen zien van de zorgelijke zedelijke en geestelijke toestand waarin de christelijke naties zich bevinden, die tezamen de volkerenfamilie van Israël vormen. Wij worden er weer aan herinnerd, dat het Raadsplan van God zich langs twee lijnen ontwikkelt, die van Israël en die van de Gemeente, het natuurlijke volk en het geestelijke volk. (noot HS)
[7] “Ik zal Mijn aangezicht niet meer voor hen verbergen, wanneer Ik Mijn Geest over het huis van Israël heb uitgestort, spreekt de Heere HEERE.” (Ezech. 39:29, HSV)
[8] Voordat u aan de zgn. “vervangingsleer” denkt, lees dan s.v.p. vooral Hebreeën 11, dat gaat over de vele geloofshelden van, vooral, het oude Testament. En dan staat er in Hebreeën 11:39-40, “En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen, daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen.” Hiermee wordt door ons dus niet de zgn. “vervangingsleer” bedoeld. Terwijl ik wel kan zeggen dat wij geloven in een spoedige, grote geestelijke taak voor GEHEEL Israël (in totaal dus 12 stammen x 12.000=144.000), o.a. volgens Openbaring 7:1-8 en 14:1-5.
Zie later, in het vervolg, onderaan deel 4b, ook nog de toegevoegde NOOT van A. Klein.
[9] Het licht van “Pinksteren” = Het licht (en dus het inzicht) van de Pinksterboodschap en de Pinksterervaring – dus: de boodschap over en de ervaring van de uitstorting van en/of de vervulling met de Heilige Geest.
Als wij vandaag de dag over “Pinksteren” spreken, dan bedoelen wij er het wonder mee, dat op de dag van het 1ste (Nieuwtestamentische) Pinksterfeest gebeurde en dat door Petrus werd verklaard, te beginnen met de woorden: “Maar dit is het wat gesproken is door de profeet Joël” (Hand. 2:16). En dit wonder was de doop met de Heilige Geest (d.i. Gods HEILIGE Geest), Die uitgestort werd. (noot AK)
[10] Zie eventueel onze GRATIS studie “De volmaaktheid in Christus op aarde, in de eindtijd” van E. van den Worm. (noot AK)
[11] Zie 2 Kon. 2:9 voor deze “dubbele portie”: “Het gebeurde nu,… dat Elia tegen Elisa zei: Vraag mij (SV: begeer) wat ik voor u doen zal, voordat ik van u weggenomen word. Elisa zei: Laat er toch twee delen van uw geest op mij mogen zijn.” (noot AK)
[12] “En mij werd een meetlat gegeven, die op een staf (SV: een meetroede) leek. En de engel was erbij komen staan en zei: Sta op en meet de tempel van God, het altaar en hen die daarin aanbidden.” (Openb. 11:1, HSV)
[13] “En hij zei: Wie bent u? En zij zei: Ik ben Ruth, uw dienares (SV: dienstmaagd). Spreid uw vleugel over uw dienares uit, want u bent de losser. 10 En hij zei: Gezegend bent u door de HEERE, mijn dochter! U hebt met deze laatste blijk van goedertierenheid (SV: weldadigheid) van u de eerste nog overtroffen, doordat u geen jongemannen nagelopen bent, geen arme en geen rijke. … 18 Toen zei Naomi: Ga rustig zitten, mijn dochter, tot je weet hoe de zaak uit zal vallen, want die man zal niet rusten, voordat hij vandaag nog deze zaak tot een einde heeft gebracht (SV: voleind hebbe).” (Ruth 3:9-10+18, HSV)
Zie eventueel ook nog onze GRATIS studie “Het boek Ruth in profetisch licht” van H. Siliakus. (noot AK)
.
Dit is op Kattukse Vrienden voor Israël herblogd.
LikeLike
We kunnen het hier weer lezen, de gemeente van de Heer zal pas tot geestelijk volwassenheid kunnen komen, door een krachtige uitstorting van de Heilige Geest. Net zoals bij de vroege regen in het boek Handelingen, plotseling de Nieuw Testamentische gemeente geboren werd, zal er een nieuwe krachtige beweging van Gods Geest nodig zijn, om de gemeente klaar te maken voor de komst van de Bruidegom en de bruiloft van het Lam.
In deze studie wordt aangetoond dat de Vroege Regen en Spade Regen tegelijkertijd zal worden uitgestort. God zal dan het werk wat Hij eenmaal begonnen is afmaken. De gemeente zal uitgroeien tot een schare aanbidders, vol van de zalving Gods. Nog even en het is zover.
Deze studie is het resultaat van diep gebed, nauwkeurig onderzoek van de Bijbel onder de sterke zalving van de Heilige Geest. In deze tijd is het meer dan ooit nodig, om kennis te nemen van deze goddelijke waarheden.
Van harte aanbevolen.
LikeLike