KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 1 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 2 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 3 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 4 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 5 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 6 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 7 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 8 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 9 (PDF) KLIK HIER voor Openbaring, hoofdstuk 10 (PDF).
.
Aantekeningen bij
HET BOEK OPENBARING
Het geopenbaarde Evangelie van Jezus Christus
voor de laatste dagen

Deel 1:
Gods arbeid
_____________________________________________________________
NOOT van de schrijver:
Het BOEK OPENBARING zou, wat de gang der profetie betreft, verwarrend lijken, als wij niet tot het inzicht kwamen, dat deze profetische gang hier en daar onderbroken werd door een GEDETAILLEERDE PROFETISCHE ILLUSTRATIE.
In de fotografie zou men dit kunnen vergelijken met verhelderende “CLOSE-UPS”, hier en daar, te midden van een serie panoramische foto’s.
Deze “PROFETISCHE ILLUSTRATIES” grijpen, wat de profetische gang betreft, soms even terug of geven soms een blik op toekomende, profetische ontwikkelingen. [3]
______________________________________________________________
Hoofdstuk 11
De GEMEENTE en ISRAËL ten tijde van de grote verdrukking
De 7de bazuin: De komst van Christus, als Koning, aangekondigd
.
De Gemeente ten tijde van de grote verdrukking
Openbaring 11 vers 1-2, “En mij werd een meetlat (SV: een rietstok) gegeven, die op een staf leek (SV: een roede gelijk). En de Engel was erbij komen staan en zei: Sta op en meet de tempel van God, het altaar en hen die daarin aanbidden. Maar laat de buitenste voorhof [4] van de tempel erbuiten (SV: laat het voorhof uit, dat van buiten de tempel is) en meet die niet, want die is aan de heidenen gegeven. En zij zullen de heilige stad vertrappen, 42 maanden lang (= 3½ jaar, de periode van de grote verdrukking).” [5]
Hier wordt de Gemeente, waarvan het uitnemendste deel – de “mannelijke zoon” of de “144.000” (zie Openbaring 7:1-8, 12:5 + 14:1-5 [6]) vóór het aanbreken van de grote verdrukking – reeds is “weggerukt naar God en naar Zijn troon” (zie Openbaring 12:5 [7]), onderscheiden in:
- het Heiligdom (“de tempel van God, het altaar en hen die daarin aanbidden”) en
- het “voorhof, dat van buiten de tempel is”.
(Het Allerheiligdom, het uitnemendste deel, wordt uiteraard hier niet meer genoemd). [8]
Dit laatstgenoemde deel van Gods Gemeente (het voorhof-gedeelte) wordt “de heidenen” (= de antichristelijke mensen) gegeven om te “vertrappen, 42 maanden lang”. Deze 42 maanden, een periode van 3½ jaar, is de tijd van de grote verdrukking (namelijk de 2de helft van de laatste jaarweek uit Daniël 9 vers 27):
- “Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer (SV: spijsoffer) [9] doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.”
Deze “voorhof-christenen” zullen hun getuigenis gedurende de grote verdrukking moeten bekopen met hun eigen martelaarsbloed. Zij zullen tijdens de grote verdrukking niets kunnen “kopen of verkopen”, omdat zij (als het goed is) het “merkteken” van de antichrist zullen weigeren (zie Openbaring 13:16-17), want… als zij dat antichristelijke teken zouden aannemen, zullen zij voor eeuwig van het Koninkrijk Gods zijn afgesloten:
- “En het maakt dat men aan allen, kleinen en groten, rijken en armen, vrijen en slaven een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en het maakt dat niemand kan kopen of verkopen, behalve hij die dat merkteken heeft, of de naam van het beest of het getal van zijn naam.” (Openbaring 13:16-17)
- “Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt, en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, dan zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die onvermengd is ingeschonken in de drinkbeker van Zijn toorn, en gepijnigd worden in vuur en zwavel voor het oog van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en zij die het beest en zijn beeld aanbidden, hebben dag en nacht geen rust, evenmin als iemand die het merkteken van zijn naam ontvangt.” (Openbaring 14:9b-11)
Daarom, omdat zij (de “voorhof-christenen”) niet meer kunnen “kopen en verkopen”, zullen zij tijdens hun leven in die 3½ jaar durende grote verdrukking (ook zeker letterlijk) “hongerig en dorstig” zijn (zie Openbaring 7:9+13-16, vlak hieronder vermeld). Ook zullen zij dwars door de oordelen Gods, die in die tijd van de grote verdrukking worden uitgestort, moeten gaan, waardoor zij onder andere grote “hittegolven” mee zullen moeten maken (zie, hieronder vermeld, Openbaring 7:16b + Openbaring 16:8 [10]) om tenslotte onder de moordende hand van de antichrist en zijn horden (= navolgers, helpers) als martelaren, maar tegelijkertijd ook als overwinnaars van/over satan, te vallen ter ere van Jezus’ Naam:
- “En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die ONTHOOFD waren om het getuigenis van Jezus en om het Woord van God, en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij leefden en gingen als koningen regeren met Christus, 1000 jaar [11]” (Openbaring 20:4)
- “Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. 10) En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam! 11) En alle engelen stonden rondom de troon, de ouderlingen en de 4 dieren (letterlijk: 4 levende wezens). Zij wierpen zich vóór de troon neer met hun gezicht ter aarde en aanbaden God, 12) en zeiden: Amen. De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze God tot in alle eeuwigheid. Amen. 13) En één van de ouderlingen antwoordde en zei tegen mij: Dezen, die bekleed zijn met witte gewaden, wie zijn zij en waar zijn zij vandaan gekomen? 14) En ik zei tegen hem: U weet het, mijn heer. En hij zei tegen mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun gewaden gewassen en ze hebben hun gewaden wit gemaakt in het bloed van het Lam. 15) Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden. 16a) Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, 16b) en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. 17) Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.” (Openbaring 7:9-17)
- “En het beest werd macht gegeven om oorlog te voeren tegen de heiligen en om hen te overwinnen, en hem werd macht gegeven over elke stam, taal en volk.” (Openbaring 13:7)
- “En ik zag iets als een glazen zee, met vuur gemengd. En de overwinnaars van het beest, van zijn beeld, van zijn merkteken en van het getal van zijn naam stonden bij de glazen zee, met de citers van God. En zij zongen het lied van Mozes, de dienstknecht van God, en het lied van het Lam, met de woorden: Groot en wonderbaarlijk zijn Uw werken, Heere, almachtige God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Koning van de heiligen! Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Immers, U alleen bent heilig. Want alle volken zullen komen en U aanbidden, want Uw oordelen zijn openbaar geworden.” (Openbaring 15:2-4)
Maar ook het eerstgenoemde deel van Gods Gemeente, het “heiligdomsgedeelte”, moet worden “gemeten” of gewogen. Als zij “te licht” worden bevonden (vergelijk Daniël 5:25-28 [12]) zouden óók zij “aan de heidenen” (= aan de antichristelijke mensen) worden overgegeven, samen met het “voorhof-gedeelte” van de Gemeente; hun wacht dus hetzelfde lot als de “dwaze maagden” [13] uit Mattheüs 25:
- “Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan 10 MAAGDEN [14], welke haar lampen namen, en gingen uit, de bruidegom tegemoet. En 5 van haar waren wijzen, en 5 waren dwazen. Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich. Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen. Als nu de bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in slaap. En ter middernacht geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die maagden op, en bereidden haar lampen. En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit. Doch de wijzen antwoordden, zeggende: Geenszins, opdat er misschien voor ons en voor u niet genoeg zij; maar gaat liever tot de verkopers, en koopt voor uzelf. Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft [15], en de deur werd gesloten. Daarna kwamen ook de andere maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open! En hij, antwoordende, zei: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet. Zo waakt dan; want gij weet de dag niet, noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal.” (Mattheüs 25:1-13, SV) .”
De “maat”, waaraan het “heiligdomsgedeelte” van Gods Gemeente heeft te voldoen, om tot de Bruidsgemeente te kunnen behoren en (ter BEWARING tijdens de grote verdrukking) met haar naar “de woestijn” te kunnen worden gebracht – naar “een plaats… door God voor haar gereedgemaakt” (zie Openbaring 12:6 en 14 [16]) – is “de maat van Christus”:
- “totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van de grootte van de volheid van Christus,” (Efeze 4:13)
Het NIEUWE LEVEN van Gods GERECHTIGHEID moet als een geestelijk kleed over en in dezulken zijn:
- “En het is haar (= de Bruid / Bruidsgemeente) gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen.” (Openbaring 19:8)
- “Toen de koning naar binnen was gegaan om de gasten te overzien, zag hij daar iemand die niet gekleed was in bruiloftskleding. En hij zei tegen hem: Vriend, hoe bent u hier binnengekomen terwijl u geen bruiloftskleding aan hebt? En hij zweeg. Toen zei de koning tegen de dienaars: Bind hem aan handen en voeten, neem hem mee en werp hem uit in de buitenste duisternis (hier: beeld van de grote verdrukking); daar zal gejammer zijn en tandengeknars.” (Mattheüs 22:11-13)
- “(vers 9b: aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt,) en de nieuwe mens [17] aangetrokken hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft. Daarbij is niet Griek en Jood van belang, besnedene en onbesnedene, barbaar en Scyth, slaaf en vrije, maar Christus is alles en in allen. Kleedt u zich dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld. Verdraag elkaar en vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen. En kleedt u zich boven alles met de liefde, die de band van de volmaaktheid is.” (Kolossenzen 3:10-14)
- “en dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken, en u bekleedt met de nieuwe mens, die overeenkomstig het beeld van God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.” (Efeze 4:23-24)
Dezulken hebben dan deel aan “de Goddelijke natuur” en “de “gedachten van Christus”:
- “Daardoor heeft Hij ons de grootste en kostbare beloften geschonken, opdat u daardoor deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur, nadat u het verderf, dat er door de begeerte in de wereld is, ontvlucht bent.” (2 Petrus 1:4)
- “Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend, dat hij Hem zal onderrichten? Maar wij hebben de gedachten van Christus.” (1 Korinthe 2:16)
Het bezit van “de kroon des levens” is hier dus maatgevend:
- “Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u verzocht wordt. En u zult een verdrukking hebben van 10 dagen. Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het (eeuwige) leven” (Openbaring 2:10)
- “Zie, Ik kom spoedig. Houd vast wat u hebt, opdat niemand uw kroon zal wegnemen.” (Openbaring 3:11)
Dit bezit van “de kroon des levens” leidt hen als vanzelf, mede onder aandrang van de Geest, tot AANBIDDING van de Vader en van het Lam Gods.
Maatgevend is dus NIET het “spreken in tongen” (zie 1 Korinthe 13:1 [18]) of “het hebben van een functie in de Gemeente (zie 1 Korinthe 13:2 + Mattheüs 7:21-23 [19]), maar HET naar God VERNIEUWDE HART, DENKEN en LEVEN, dat Hem heeft leren AANBIDDEN.
Het is goed te constateren dat ALLE 3 de delen van Christus’ Gemeente, te weten:
- het allerheiligdom (= de “mannelijke zoon”, of de “144.000”, zie ook nog Openbaring 21:9-10 [20]),
- het heiligdomsgedeelte (= de overigen van de Bruidsgemeente), en
- het voorhofsgedeelte (= degenen die vóór de grote verdrukking nog niet geheiligd waren),
hier, in Openbaring 11:2, de “heilige stad” genoemd worden.
Oók dat in waarde (= in geestelijke zin) minste deel van Christus’ Gemeente behoort dus tot Gods “Heilige Stad”, “het Nieuwe Jeruzalem” [21], “de Berg Sion”:
- “…Maar de Steen die het beeld (uit Nebukadnezars droom) getroffen (SV: geslagen) had, werd tot een grote berg (van ware gelovigen) en vulde de hele aarde.” (Daniël 2:35b) [22]
- “Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg.” (Psalm 2:6)
- “Maar u bent genaderd tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, tot het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, tot een feestelijke vergadering en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen opgeschreven zijn, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid zijn gekomen, en tot de Middelaar van het nieuwe verbond, Jezus, en tot het bloed van de besprenkeling, dat van betere dingen spreekt dan dat van Abel.” (Hebreeën 12:22-24)
Dit (voorhofs)gedeelte van de “heilige stad” (uit Openbaring 11:2) wordt dus, met degenen die verder nog niet voldoen aan de (geestelijke) “maat” (denk aan de “dwaze maagden” uit Mattheüs 25), achtergelaten in de grote verdrukking.
Bijgaand een schema en artistieke benadering van de “Heilige Stad Gods”, het Nieuwe Jeruzalem, de Heilige Berg Gods, die de gehele toekomende aarde zal bedekken en vervullen (zie nogmaals Psalm 2:6, Daniël 2:35b en Hebreeën 12:22, hierboven reeds vermeld).
.
Wordt vervolgd
De PDF (om de studie eventueel uit te printen of te downloaden) volgt aan het einde van elk hoofdstuk.
.
Studie van Bijbelleraar E. van den Worm [23]
(1915 – 2013)
Digitaal uitgewerkt door A. Klein
***********************************************************************************