In de geschiedenis van Genesis 24 is Abraham, de vader van Izak, het typebeeld van God de Vader. Izak, Abrahams geliefde zoon, is het typebeeld van Jezus, Gods geliefde Zoon. De dienstknecht van Abraham, Eliëzer (betekenis: ‘God is mijn Helper’ of ‘God heeft geholpen’), is het typebeeld van de Heilige Geest. En tenslotte Rebekka, de bruid van Izak, is het typebeeld van de Gemeente, die eens de Bruid van Jezus zal zijn. Wij zullen het eerste gedeelte van deze geschiedenis stap voor stap behandelen en zien welke geestelijke waarheden erin vervat zijn.
Voorbereiding
Eliëzer, Abrahams dienstknecht, was gesteld over alles wat Abraham bezat: “…zijn dienaar, de oudste van zijn huis, die alles wat hij had, beheerde…” (Genesis 24:2) [1]
Evenzo heeft de Heilige Geest autoriteit over alle dingen van God. Met een woord van eed (= iets “zweren”) moest Abrahams dienstknecht beloven geen bruid te nemen uit de Kanaänieten, maar uit de kring van verwanten van Abraham: “Ik wil u laten zweren bij de HEERE, de God van de hemel en de God van de aarde, dat u voor mijn zoon geen vrouw zult nemen uit de dochters van de Kanaänieten te midden van wie ik woon, maar dat u naar mijn vaderland en mijn familiekring gaat om voor mijn zoon Izak een vrouw te nemen.” (Genesis 24:3-4)
De Heilige Geest is door een plechtige belofte eraan gehouden om geen bruid voor Christus te werven uit de vleselijke lijn, niet uit het vleselijke zaad (want “het vlees” ligt onder de vloek [2]), maar een Bruid uit het Goddelijk zaad van verloste mensenkinderen (verlost uit de satanische zondemacht [3]). Het was vervolgens niet de opdracht van Abrahams dienstknecht om Izak naar het land te brengen waar hij de bruid zou zoeken. Het was omgekeerd: hij moest de bruid naar Izak leiden: “En de dienaar zei tegen hem (= Abraham): Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen naar dit land. Zal ik dan uw zoon terug moeten brengen naar het land waaruit u vertrokken bent? Abraham zei tegen hem: Wees op uw hoede dat u mijn zoon daar niet terugbrengt!” (Genesis 24:5-6)
In overeenstemming hiermee is het werk en de bediening van de Heilige Geest in onze tijdsbedeling [4]: een Bruid te halen en gereed te maken voor de Zoon van God [5], de Here Jezus. Abraham profeteerde en beloofde dat een Engel des Heren zijn dienstknecht op bovennatuurlijke wijze zou vergezellen: “De HEERE, de God van de hemel, Die mij uit mijn familie en uit mijn geboorteland weggehaald heeft, Die tot mij gesproken heeft en Die mij gezworen heeft: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven – die God zal Zijn engel voor u uit sturen, opdat u voor mijn zoon daarvandaan een vrouw zult nemen.” (Genesis 24:7)
God de Vader voorzegde en beloofde dat de bovennatuurlijke kracht van God – bij het verwerven van de Bruid voor Christus – geopenbaard zou worden (denk aan de Spade Regen [6], die met dit doel uitgestort zal worden – HS). Abraham stelde deze zaak zeker, door een plechtig getuigenis. Dàt er een Bruid voor de Zoon van God zal worden verworven, is door God Zelf zeker gesteld.
De waterput
Abrahams dienstknecht nam “tien kamelen” van zijn meester en vertrok, want al het goed van zijn heer was in zijn hand: “Daarop nam de dienaar tien kamelen van de kamelen van zijn heer en ging op weg met allerlei kostbaarheden van zijn heer bij zich. Zo stond hij op en ging hij op weg naar Mesopotamië, naar de stad van Nahor.” (Genesis 24:10)
De Heilige Geest is de zorg gegeven over alle rijkdommen van God en heeft een overvloed van deze rijkdommen meegenomen naar deze aarde, om te gebruiken bij het verwerven van een Bruid voor Christus. Merk op, dat Abrahams dienstknecht “tien kamelen” meenam. Tien is het Bijbelse getal [7] van oordeel, gericht, beproeving en verantwoordelijkheid (zie Mattheüs 25:1-13 + 25:28, Lukas 15:8 + 19:12-27):
- Mattheüs 25:1-13, “Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden [8], welke haar lampen namen, en gingen uit, de bruidegom tegemoet. [9] En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen. Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie (beeld van de vervulling met Gods Geest, de Heilige Geest) met zich. Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen. Als nu de bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in slaap. En ter middernacht geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die (tien) maagden op, en bereidden haar lampen. En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit. Doch de wijzen antwoordden, zeggende: Geenszins, opdat er misschien voor ons en voor u niet genoeg zij; maar gaat liever tot de verkopers (= m.i. God in Zijn 3-voudige Openbaringsvorm van Vader, Zoon en Geest – AK), en koopt (olie) voor uzelf. Als zij (= de dwaze maagden) nu heengingen om (olie) te kopen, kwam de bruidegom; en (de wijze maagden) die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten. Daarna kwamen ook de andere (= de dwaze) maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open! En hij, antwoordende, zei: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet. Zo waakt dan; want gij weet de DAG niet, noch de URE, in dewelke de Zoon des mensen komen zal.” (Mattheüs 25:1-13, SV) [10]
- Mattheüs 25:28, “Neem daarom het talent van hem (= de slechte en luie dienaar, zie vers 26) af en geef het aan hem die de tien talenten heeft.”
- Lukas 15:8 “Of welke vrouw, die tien penningen (letterlijk: denarie = het dagloon van een arbeider) heeft en één penning verliest, steekt niet een lamp aan en veegt het huis en zoekt zorgvuldig, totdat zij die vindt?” [11]
- Lukas 19:12-27, “Hij zei dan: Een zeker mens van hoge geboorte reisde naar een ver land om voor zich een koninkrijk in ontvangst te nemen en daarna terug te keren. En hij riep zijn tien dienaren, gaf hun tien ponden en zei tegen hen: Doe daarmee zaken totdat ik terugkom. En zijn burgers haatten hem en stuurden hem een gezantschap na om te zeggen: Wij willen niet dat deze man koning over ons zal zijn. En het gebeurde, toen hij teruggekomen was, nadat hij het koninkrijk in ontvangst had genomen, dat hij zei dat men die dienaren aan wie hij het geld gegeven had, bij hem zou roepen om te weten wat ieder met het zakendoen aan winst had gemaakt. Toen verscheen de eerste en zei: Heer, uw pond heeft tien ponden winst opgeleverd. En hij zei tegen hem: Goed gedaan, goede dienaar! Wees, omdat u in het minste trouw bent geweest, machthebber over tien Toen kwam de tweede en zei: Heer, uw pond heeft vijf ponden opgeleverd. En hij zei ook tegen hem: En u, wees machthebber over vijf steden. En een ander kwam en zei: Heer, zie uw pond, dat ik had weggelegd in een zweetdoek. Want ik was bevreesd voor u, omdat u een streng mens bent. U neemt wat u niet uitgezet hebt en u maait wat u niet gezaaid hebt. Maar hij zei tegen hem: Uit uw eigen mond zal ik u oordelen, slechte dienaar. U wist dat ik een streng mens ben en dat ik neem wat ik niet uitgezet heb, en maai wat ik niet gezaaid heb. Waarom hebt u mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan zou ik het ook bij mijn komst met rente hebben kunnen opeisen. En hij zei tegen hen die bij hem stonden: Neem dat pond van hem af en geef het aan hem die de tien ponden heeft. Zij zeiden dan tegen hem: Heer, hij heeft al tien ponden. Want ik zeg u dat aan eenieder die heeft, (meer) gegeven zal worden. Maar van hem die niet heeft, zal ook afgenomen worden wat hij heeft. Maar deze vijanden van mij, die niet wilden dat ik koning over hen zou zijn, breng ze hier en sla ze hier voor mijn ogen dood.” [12]
Zie ook nog Numeri 14:22, Genesis 31:7, Nehemia 4:12, Job 19:3, Leviticus 27:32, Exodus 12:3 en Openbaring 2:10. [13]
Abrahams dienstknecht kwam bij de waterput aan tegen de avondtijd: “Buiten die stad liet hij de kamelen neerknielen bij een waterput, tegen de avond, tegen de tijd waarop de vrouwen water komen putten.” (Genesis 24:11) De Heilige Geest gaat uit en verlangt om de Bruid te vinden bij de Bron van het Levende Water in de avondtijd van onze tijdsbedeling.
Merk op dat ook Rachel, de bruid van Jakob, gevonden werd bij een put: “1 Daarna begaf Jakob zich op weg… 2 Hij keek om zich heen en zie, er was een waterput in het veld, en zie, er lagen drie kudden kleinvee naast. Uit die put gaf men namelijk de kudden te drinken… 10 En het gebeurde, toen Jakob Rachel, de dochter van Laban, de broer van zijn moeder, en het kleinvee van Laban, de broer van zijn moeder zag, dat Jakob naar voren liep, de steen van de opening van de put rolde en het kleinvee van Laban, de broer van zijn moeder, te drinken gaf. 12 Jakob vertelde Rachel dat hij een neef van haar vader was en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij snel weg en vertelde het aan haar vader.” (lees Genesis 29:1-14 helemaal).
Evenzo werd ook Zippora, de bruid van Mozes, bij een waterput aangetroffen: “…Mozes vluchtte voor de farao en vestigde zich in het land Midian, en zat bij een put. De priester van Midian had zeven dochters. Zij kwamen om water te putten en vulden de drinkbakken om het kleinvee van hun vader te drinken te geven. Toen kwamen de herders en joegen hen weg, maar Mozes stond op, verloste hen en gaf hun kudde te drinken. Toen zij bij hun vader Rehuel (betekenis: ‘vriend van God’) kwamen, zei hij: Waarom zijn jullie vandaag zo snel teruggekomen? Zij zeiden: Een Egyptische man heeft ons gered uit de hand van de herders. Hij heeft ook overvloedig water voor ons geput en de kudde te drinken gegeven. Hij zei tegen zijn dochters: Waar is hij? Waarom hebben jullie die man daar achtergelaten? Roep hem om de maaltijd te komen gebruiken. Mozes stemde erin toe bij de man te blijven wonen. En hij (= Rehuel) gaf zijn dochter Zippora aan Mozes”. (Exodus 2:15-21)
De Sulamieth, de bruid van koning Salomo, wordt in Hooglied 4:12 “…een gesloten bron (SV: een besloten wel), een verzegelde fontein.” genoemd. En Jezus trof de Samaritaanse vrouw aan bij de put van Jakob (lees Johannes 4:1-30). De Bruid van Christus en de Heilige Geest worden in Openbaring 22:17 eveneens geassocieerd met de Bron van Levend Water: “En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; en laat hij die wil, het Water des Levens nemen, voor niets.”
Het Nieuwe Jeruzalem [14], de Bruid, heeft in zich de rivier van “het Water des Levens”: “En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het Water des Levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam (Gods) kwam”. (Openbaring 22:1 + uitleg)
Mesopotamië – het land waarheen Eliëzer, Abrahams dienstknecht, reisde – betekent: “tussen de rivieren”, “een land van twee stromen”.
Wie behoren tot de Bruid?
Abrahams dienstknecht was zeer ijverig in zijn gebed tot God [15], aan Wie hij vroeg om hem door een bijzonder teken te tonen wie de bruid voor Izak zou zijn: “Toen zei hij: HEERE, God van mijn heer Abraham, laat het mij vandaag toch gebeuren en bewijs Uw goedertierenheid aan Abraham, mijn heer. Zie, ik sta bij deze waterbron en de dochters van de mannen van de stad komen om water te putten. Laat het zo zijn dat het meisje (SV: die jonge dochter) tegen wie ik zeg: Laat toch de kruik van uw schouder zakken, zodat ik kan drinken, en dat zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kamelen te drinken geven, dat zij het meisje (de jonge dochter) is dat U voor Uw dienaar Izak bestemd hebt. Daaraan zal ik dan weten dat U mijn heer goedertierenheid bewezen hebt.” (Genesis 24:12-14)
De Heilige Geest komt net zo tussenbeide voor een bijzonder teken dat toont wie tot de Bruid van Christus zullen behoren. Rebekka kwam naar de bron met een kruik op haar schouder: “En het gebeurde, voordat hij uitgesproken was, dat, zie, Rebekka de stad uit kwam, die bij Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de vrouw van Nahor, de broer van Abraham; zij had haar kruik op haar schouder.” (Genesis 24:15)
Rebekka betekent “knoop” of “strik” (de Bruid is als het ware een sierlijke strik, in welke geloof en geloofswerken op schone wijze worden tezamen gebracht – HS). Tot de Bruid des Heren zullen die kinderen Gods behoren die de Here waarlijk dienen, die de kruik van dienstbaarheid dragen op de schouder van arbeid. De naam Bethuel, zo heette de vader van Rebekka (zie Genesis 24:24 [16]), betekent “Huis van God”, dat is: de plaats waar God gediend wordt.
Rebekka was zeer schoon van aanzien en nog een maagd: “Het meisje (SV: die jonge dochter) was erg knap om te zien, een maagd: geen man had gemeenschap met haar gehad.” (Genesis 24:16a). En, “zij daalde af naar de bron, vulde haar kruik en klom weer naar boven (SV: klom weer op).” (Genesis 24:16b)
De Bruid van Christus zal voorwaar zeer schoon zijn en rein als een maagd [17]: “Want ik beijver mij voor u met een ijver van God. Ik heb u immers ten huwelijk gegeven aan één Man om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen.” (2 Korinthe 11:2)
En de Bruid zal weten wat het is om “af te dalen” naar de fontein of Bron van het Levende Water (dit “afdalen” is eigenlijk ‘zich vernederen’ en daarin is ook begrepen ‘weten vernederd te worden’; want, de weg van vernedering zal de Bruid tot de volheid van de Geest voeren – HS). Maar zij zal ook haar kruik geheel met water vullen (en daardoor vervuld worden met de Heilige Geest [18]) en daardoor ook weer opkomen (in geestelijke zin: opklimmen), verrijzen, gereed om te dienen (dit is de geestelijke ervaring van “dood en opstanding” voor de Bruid – HS).
De Bruid geeft en ontvangt
Abrahams dienstknecht vroeg haar om wat water te mogen drinken uit haar kruik. Rebekka haastte zich om hem te drinken te geven: “Toen liep de dienaar snel naar haar toe en vroeg: Laat mij toch wat water uit uw kruik drinken. Zij zei: Drink, mijn heer; en zij haastte zich en liet haar kruik op haar hand glijden en gaf hem te drinken.” (Genesis 24:17-18)
Dat ook wij het zachte dringen van de Heilige Geest haastiglijk beantwoorden zullen, door Hem te ontvangen en Zijn gemeenschap te zoeken! Daarna gaf Rebekka uit eigen beweging en vrijwillig water aan de tien dorstige kamelen: “Toen zij hem genoeg had laten drinken, zei zij: Ik zal ook voor uw kamelen water putten, totdat ze genoeg gedronken hebben. Zij haastte zich en goot haar kruik leeg in de drinkbak en liep snel weer terug naar de put om water te putten. Zij putte voor al zijn kamelen.” (Genesis 24:19-20)
Een bereidwillige geest en dezelfde harts-gesteldheid om te dienen bóven hetgeen waartoe de plicht roept, zal één van de kenmerken zijn van de Bruid van Christus in deze laatste dagen. Rebekka verwelkomde en ontving Abrahams dienstknecht en diende hem en zijn kamelen. Onmiddellijk daarop ontving zij enige kostbare geschenken van hem, namelijk een gouden voorhoofdsiersel van een halve sikkel in gewicht (1 sikkel = 10-13 gram) en twee armringen, elk wegende tien sikkelen van goud: “En het gebeurde, toen de kamelen genoeg gedronken hadden, dat de man een gouden ring (SV: voorhoofdsiersel, ook wel: oorring) pakte, waarvan het gewicht een halve sikkel was, en twee armbanden voor haar armen, waarvan het gewicht tien sikkel goud was.” (Genesis 24:22)
Alzo heeft ook de Heilige Geest gaven [19] om de Bruid te schenken, die zich geheel ten dienste van Hem stelt. Gaven die het hoofd (de geest) betreffen en gaven voor de handen (voor de dienst, voor de arbeid) Zie 1 Korinthe 12 vers 1-11:
“Wat nu de geestelijke gaven betreft, broeders, wil ik niet dat u onwetend bent. U weet dat u heidenen was, weggetrokken naar de stomme afgoden. Zo liet u zich meevoeren. Daarom maak ik u bekend dat niemand die door de Geest van God spreekt, zegt: Jezus is een vervloekte. Ook kan niemand zeggen: Jezus is Heere, dan door de Heilige Geest. Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heere. Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander. Want aan de één wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven en aan de ander een woord van kennis, door dezelfde Geest; en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest; en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen. Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil.”
Amen!
Rev. W.W. Patterson
Enigszins bewerkt door H. Siliakus en A. Klein
***********************************************************************************