Waarin opgenomen:
-
De fundamenten van de leer van Christus
-
De opbouw van het Koninkrijk Gods binnenin ons
.
De fundamenten van de leer van Christus
Fundamentsleringen moeten ons brengen tot de enige en ware levensfundatie: namelijk Jezus Christus in ons hart en leven (1Kor.3:11).
Als de fundatieleringen niet goed gebracht zijn en de elementaire visie op Gods Wil niet is aangebracht, kan men:
- geestelijk NIET GROEIEN en blijft men zelfs na vele jaren “christelijk” leven nog steeds ZUIGELINGEN in Christus (Hebr. 5:12);
- Het Woord van Gods Gerechtigheid kan zich dan in de zodanige niet ontwikkelen (Hebr.5:13);
- De absolute eisen van Gods Gerechtigheid (de “vaste spijs”) kan men dan nog niet verdragen (Hebr.5:14a);
- Ook ONDERSCHEIDT men dan de STEM van God (het goede) niet van die van het VLEES en van de SATAN (het kwade – 5: 14b). Deze laatste stemmen brengen de christen dan op vele “christelijke” dwaalwegen.
Deze fundamentsleringen worden in Hebreeën 6:1-2 genoemd, welke zijn:
- De bekering van dode werken;
- Het geloof in God;
- De leer der dopen;
- De oplegging der handen;
- De opstanding der doden;
- Het eeuwige oordeel.
De fundamentsleringen behoren tot de geestelijke MELKspijs voor de Christen, die eerst terdege in ons tot leven moet zijn gebracht, voordat wij geestelijk kunnen wassen (= groeien) tot de mate van de grootte van de volheid van Christus (Ef.4:13).
.
1. De bekering van dode werken
Ofwel: De bekering van de werken van de geestelijk dode mens; de mens, die NIET uit God, NIET uit het geloof, leeft.
- “AL wat NIET uit het geloof is, dat is ZONDE” (Rom.14:23b);
- “De rechtvaardige zal uit het geloof leven” (Joh.6:57b, Rom.1:17, Gal.3:11, Hebr.10:38).
De Christen heeft die werken te doen, die uit het geloof in God, uit het geloof in Christus, zijn. Anders gezegd: Hij moet de werken doen, die God in hem werkt, zowel in zijn WIL als in zijn WERK; want die alleen zijn Gode welbehaaglijk (Filip.2:13).
Dode werken zijn WERKEN bedreven in de GEESTELIJKE DOOD. De geestelijke dood is niet een toestand van NIET-BESTAAN, maar van een bestaan BUITEN de invloedssfeer van God, in een gescheiden zijn van God. Het zijn werken van het eigen-ik. Deze hoeven niet bepaald KWAAD en BOOS te zijn; ja, vele van deze werken zijn “goed” in de ogen van de mensen, zelfs dragen sommige ervan het etiket “VROOM” en “GODSDIENSTIG”.
Tot deze werken horen dus niet alleen die werken, die genoemd zijn in Galaten 5:19-21, maar óók godsdienstige arbeid, bedoeld in 1 Korinthe 13:1-3 en 2 Timotheus 3:5. Deze laatste zijn godsdienstige werken, die in feite NIET bedreven worden uit en in God, Die de Bron is van de Goddelijke, volmaakte Liefde (“Agape”, in het Grieks). ALLE werken uit God kennen de MOTIVATIE van en worden gedreven door de Liefde van God (1Joh.4:8+16). Als wij zeggen in Christus te zijn, dan doen wij de werken der broederlijke liefde (Joh.13:34-35).
Dode werken zijn dus werken van het eigen-ik en die van het “VLEES”, en staan in wezen REBELLISCH tegenover de Goddelijke wil (Rom.8:5-8). Het zijn dus werken, die wij gevoegelijk ZONDE moeten noemen.
.
De oorsprong van de zonde, van de rebellie tegen God en Zijn wil
God heeft AL Zijn schepselen gemaakt met een VRIJE WIL. Het is hierdoor, dat Zijn schepselen geen “voorgeprogrammeerde robotten” zijn, maar wezens, die Hem uit liefde en vrije wil kunnen DIENEN, die zich uit liefde willen stellen onder Zijn goede, welbehaaglijke en volmaakte WIL (Rom.12:2), die zich laten leiden door Zijn doorlouterende redenen (2Sam.22:31, Ps.12:7 + 18:31).
Hij schiep niet alleen de mensen met een vrije wil, óók het heir der ENGELEN, dat Hij vóór de mensen schiep, schiep Hij alzo. Hij schiep ze individueel, want ze zijn niet, gelijk de mensen, vermenigvuldigd door GEBOORTE.
Vóór de ZONDE in die engelenwereld kwam, heerste in gans het HEMELKONINKRIJK de WIL van God, die wij ook wel de Wet van de Geest des Levens noemen (Rom.12:2). Het is Zijn Heilige Geest, Die in die “vóórtijd” AL Zijn engelen leidde, inspireerde en begeesterde, zoals Hij door de werken der Zaligmakende GENADE (Tit.2:11-14 + 3:4-7) dit ook wil doen met alle mensenkinderen tot wie deze genade gekomen is.
Schets van de Toestand vóór de intrede van de zonde
Gods Wil, door Zijn Heilige Geest gedragen
in en door AL Zijn schepselen, is Goed,
Welbehaaglijk en Volmaakt (Rom. 12:2).
Waar deze wil VRIJWILLIG wordt
ondergaan, wordt Ware, Hemelse Zaligheid
ervaren. Een HERSTELDE situatie hiervan
vinden wij in Openbaring 22:1-5.
Heel die engelenwereld onderwierp zich vrijwillig aan die liefdevolle wil van God, waardoor hemels leven en heerlijkheid hun deel was, totdat in de hoogste engelenmacht zich REBELLIE ontwikkelde; namelijk in het hart van “Lucifer” (= lichtdrager), “morgenster” of “zoon des dageraads” geheten (Jes.14:12-15).
Een nieuw “ik”, een nieuwe “god”, ontwikkelde zich in de hemelheerschappij. De verzen 13-14 van Jesaja 14 vertellen van zijn 5-voudige, REBELLISCHE “ik-wil” (letterlijke vertaling):
- “ik wil ten hemel opklimmen;
- ik wil mijn troon verheffen boven de sterren (engelen?) Gods;
- ik wil zitten op de Berg der Samenkomst aan de zijden van het noorden;
- ik wil mij verheffen boven de hoogten der wolken;
- ik wil gelijk zijn aan de Allerhoogste.” (letterlijke vertaling).
Naar analogie [1] van Openbaring 12:4 zegt men, dat hij ⅓ van de engelenmacht voor zijn rebelse voornemen wist te winnen. Hij wilde namelijk een ander koninkrijk oprichten, waarvan de stuw- en draagkracht gelegen is in een ieders “ik wil”; een koninkrijk gebaseerd dus op het EGOÏSME; een koninkrijk waarin een ieder zijn best doet ten aanzien van “zijn eigen wil”.
Tot ditzelfde levensprincipe wist hij ook de nieuw-geschapen mens te verleiden (Gen.3:1-6 in samenhang met Gen.2:9+17): “Gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad” (Gen.3:5).
Hier werd de mens
- zelfbeschikking,
- zelfbepaling, wat goed en wat kwaad is,
- een leven, geleid door het “ik-principe”,
als iets GODDELIJKS voorgehouden; het zelf-god-zijn, het als-god-zijn. Hier wordt óók de mens verleid om zijn leven te laten leiden door zijn REBELLISCHE “ik-wil”.
In dit zondig beginsel wordt IEDERE MENS geboren (“de erf-zonde). Dit zondig beginsel heeft de mens véél zweet, strijd, bloed en tranen gekost; en het leidt hem, tenzij Jezus hem hiervan verlost, in de EEUWIGE VERDOEMING, die God voor de duivel en zijn engelen geschapen heeft (Matth.25:41).
.
- KLIK HIER als u deze studie verder wilt lezen.
Bijbelleraar E. van den Worm
Gedigitaliseerd door A. Klein
***********************************************************************************
[1] Analogie = Een overeenkomst die men vaststelt en tot grondslag neemt voor een redenering en gevolgtrekking. (noot AK)
.