Vernieuwende kracht
Het Lichaam van Christus, de Gemeente, zal nooit oud worden, in de gebruikelijke zin van het woord, wanneer haar leden Hem, Die het Hoofd is, verwachten.
De profeet Jesaja heeft voorzegt (in 40:31, SV):
- “Maar die de HEERE verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden [1]; zij zullen lopen, en niet moede worden; zij zullen wandelen, en niet mat worden” [2] – dus blijven de leden van dit Lichaam (geestelijk) “jong”.
Dat wil zeggen dat zij verjongd worden door de Heilige Geest [3]: in hun leven, in hun denken. De werking van de Heilige Geest is niet alleen “individueel”, maar zeer zeker ook “collectief”, zodat een “totale vernieuwing” ervaren wordt. En, omdat deze door Gods Geest bewerkte vernieuwing “van binnenuit” is, dringt zij door tot in alle delen van het gemeentelijk leven. Dit maakt dat alle leden erbij betrokken worden of zijn.
Alleen als deze Geestes-vernieuwing zó wordt ervaren, zullen de krachten van het Koninkrijk Gods en de vruchten ervan door allen worden “geproefd”.
De Here Jezus Christus is de “Bouwheer” van Zijn eigen Huis:
- “Immers, elk huis wordt door iemand gebouwd, maar Hij Die dit alles gebouwd heeft, is God.” … “Christus echter is getrouw over Zijn huis als Zoon. Zijn huis zijn wij, als wij tenminste de vrijmoedigheid en de roem van de hoop tot het einde toe onwrikbaar vasthouden.” (Hebreeën 3:4+6)
.
Een goed functionerend gemeenteleven
Over het fundament heeft de apostel Paulus breedvoerig gesproken, zijnde voorhanden, alsook over alle verdere nodige voorzieningen, zoals bijvoorbeeld de voorwaarden tot het vormen van een gezond, goed functionerend gemeenteleven. Daartoe en daarvoor heeft Jezus verschillende “bedieningsgaven” [4] geschonken:
- “En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars.” (Efeze 4:11, SV)
Door al deze “bedieningsgaven” zal de Heilige Geest voorzien in zowel geestelijke als stoffelijke behoeften. Daarom moet er ernstig gelet worden op diegenen aan wie gaven en bedieningen geschonken zijn. Hen moet ruimte en gelegenheid gegeven worden om hun gaven en bedieningen in dienst te stellen van de gemeente waartoe zij behoren.
Een kenmerk van het apostelschap is het stichten van nieuwe gemeenten.
Profeten doen een waarschuwend woord horen, bemoedigend en/of vertroostend, met aanwijzing (zoals de Geest leidt) van richting. In de boodschap kunnen allen de Stem van God vernemen.
Evangelisten hebben tot taak om het Evangelie in woord en geschrift vanuit het Lichaam te verkondigen, terwijl de aan de herder gegeven opdracht is: de kudde leiden en bewaren voor dreigende gevaren.
De geroepen leraars hebben de gemeente te voeden met “het Brood des Levens”, dat zij hebben te breken in de kracht van de Heilige Geest. Zij moeten ten allen tijde het Woord der Waarheid recht snijden, wil de (geestelijke) “spijze” verteerd kunnen worden op de juiste tijd. Gedrag en leven dienen tot voorbeeld te zijn, en het onderricht moet worden gegeven overeenkomstig “de gezonde leer” – wars (= afkerig) moet men zijn van alle buitenissigheden!
Wij leven in de laatste dagen van de tijdsbedeling van het Lichaam en allen moeten meewerken om ervoor te zorgen dat het Lichaam niet heen en weer geslingerd wordt onder kwade invloeden van allerlei “wind van leer”. De kinderen Gods moeten weten dat zij veilig zijn in zo’n geestelijk goed gefundeerd huis, onder de uitnemende leiding van met Gods Geest vervulde leidslieden, die op hun beurt alle geestelijke spijs ontvangen van het Hoofd van het Lichaam.
Alle leden hebben een levend aandeel in de verantwoordelijkheid voor elkaar, door voor elkaar zorg te dragen, want het is één Lichaam. Allen zijn zij dan door één Geest tot eenzelfde Lichaam gedoopt – opgenomen in het Lichaam van Christus.
.
Wederzijds respect
Vanzelfsprekend is dit een geestelijke aangelegenheid, maar deze wordt gerealiseerd in de wereld rondom, doordat elke functie met alle nauwkeurigheid wordt waargenomen.
De Bijbel zegt: Laten wij op elkander achtgeven”, opdat twijfel en dwaling niet gevonden zullen worden, want het zijn deze die tot verwarring leiden. Hoe klein het werk ook is, maar de gemeente heeft een functie, en de kracht en de verantwoordelijkheid worden niet door de leden bepaald, maar door haar structuur.
Wanneer de onderlinge samenkomsten trouw worden bezocht en een ieder zijn plaats weet in te nemen, zal de gemeentevorming op een gezonde basis plaats vinden. De leden moeten elkaar leren waarderen, respecteren, en “de één achte de ander uitnemender dan zichzelf”. Gods Woord, als Leiddraad, is zeer positief in dit opzicht. Dwaalt dus niet, want God laat Zich niet bespotten door wangedrag. Hij is en blijft ten allen tijde “het Hoofd” en de leden moeten dit Hoofd niet willens en wetens – door verzuim, door het kleineren van de andere leden – beledigen.
.
Elkander aansporen
Hoe goed zal de uitwerking zijn als gemeenteleden elkaar aansporen, aanvuren, tot de liefde van God en daarnaast tot de goede werken des geloofs. In zúlke gevallen geven wij de Heilige Geest volop gelegenheid, zijn wij Zijn medearbeiders om vorm te geven aan hen die bijeenkomen en zich scharen rondom het Woord. Hij zal dan mensen aanstellen en ook bekwamen om de gemeente waartoe zij behoren “gestalte” te geven. In Hebreeën 10:22-25 lezen wij herhaaldelijk van: “Laten wij…”:
- “Laten wij tot Hem naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water.
- Laten wij de belijdenis van de hoop onwrikbaar vasthouden, want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw.
- En laten wij op elkaar letten door elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.
- Laten wij de onderlinge bijeenkomst niet nalaten, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar elkaar aansporen, en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen”.
Al deze raadgevingen hebben te maken met het geestelijk leven in de gemeente. Dat wij daarom elkander indachtig zullen maken op “de zonde van verzuim”:
- “Want als wij willens en wetens zondigen, nadat wij de kennis van de waarheid (Gods) ontvangen hebben, blijft er geen slachtoffer (en dus geen verzoening – AK) voor de zonden meer over.” (Hebreeën 10:26)
Maar “hoe” moeten wij elkander aansporen? Dit zal niet moeilijk zijn indien de Geest Gods, de Geest der liefde Gods, in ons woont. Bedenk dat een klein vuur een grote brand kan veroorzaken, wanneer het “aangeblazen” wordt! En al is het een smeulend vuurtje, dat bijkans zal uitgaan – in geestelijke zin – nochtans kan het weer een grote vlam worden die licht en warmte verspreidt.
Dit zijn maar stuntelige gelijkenissen, maar zij hebben in dit verband hun waarde.
Waarop het aankomt? Van onze eigen liefde wat te geven aan de ander; door het betonen in woord èn in daad van wat liefde aan een medebroeder of -zuster, met wie men samen werkt en leeft in gemeentelijk verband.
Is dit zo moeilijk? Zeer zeker in eigen kracht, maar niet als wijzelf deze overwinnende liefde ervaren: “…zonder Mij kunt u niets doen” zijn Jezus’ eigen woorden (in Johannes 15:5b).
.
Verantwoordelijkheidsbesef
Verantwoordelijkheidsgevoel jegens elkaar is nodig, en zal groeien tot het bewustzijn van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de samenleving in de gemeente. Daar is een “opdracht” te vervullen, welke alle leden aangaat. Niet enkel en alleen de verkondiging van het Evangelie, maar ook de genezing van zieken, en het uitwerpen van demonen. Daar is in de gehele Bijbel geen enkele grond om ons in dit opzicht te beperken!
Anders denken leidt tot anders doen. Kunnen wij dit verantwoorden tegenover God!? Een Schriftuurlijke levensgewoonte is tevens een gezonde basis voor een gezond gemeenteleven. Dit laatste zal tot uitdrukking komen in: “zich allereerst geven aan de Here, en – door de wil van God – óók aan hen die, uit genade, voorgaan”:
- “En zij deden niet alleen zoals wij gehoopt hadden, maar zij gaven zich eerst aan de Heere en daarna aan ons, door de wil van God” (2 Korinthe 8:5)
- “En wij vertrouwen van u in de Heere, dat u doet en ook doen zult wat wij u bevelen.” (2 Thessalonicenzen 3:4)
De gemeenteleden van respectievelijk Thessalonika, Filippi en Beréa wisten met elkaar te leven in hun gemeenten, maar ook in de praktijk van hun dagelijks leven. Geloof, liefde en een helder inzicht in de geestelijke dingen waren de meest uitnemende kenmerken. Bovendien werden Gods geheimenissen (verborgenheden) hen toevertrouwd. Zódoende werd vanuit hun midden “de gezonde leer” gehoord, en heus niet alleen in Macedonië en Achaje, maar ook overal elders.
Is dit alles ook te vinden in onze pinkstergemeenten [5] hier te lande?
.
De gezonde leer in praktijk brengen
Zeker, daar is een groeiende belangstelling voor elkaar, maar dat is niet hetzelfde als “groeiende broeder- en zusterliefde”.
De Schriftuurlijke basis voor een gezond gemeenteleven wordt dáár gevonden waar “de gezonde leer van Jezus Christus” en van Zijn Koninkrijk wordt gepredikt; maar in het bijzonder wanneer deze in de praktijk worden toegepast. Want dat is de wil van God.
CJH Theys
Digitaal uitgewerkt door A. Klein
***********************************************************************************
[1] Zie eventueel onze GRATIS studie: “Arendsvleugelen – over Gods kracht, werkende in Zijn heiligen hier op aarde” van CJH Theys. (noot AK)
[2] Alle Bijbelteksten zijn door mij vermeld in de Herziene Statenvertaling / HSV, tenzij anders vermeld. (noot AK)
[3] Zie eventueel onze GRATIS studie: “De natuurlijke mens en de Heilige Geest” van CJH Theys. (noot AK)
[4] Zie eventueel onze GRATIS studie: “De Gever en Zijn Gaven” van CJH Theys. (noot AK)
[5] Pinkstergemeenten = Gemeenten waar de Pinksterboodschap en de Pinksterervaring – dus: de boodschap over en de ervaring van de UITSTORTING van en/of de VERVULLING met de Heilige Geest – gepredikt en ervaren wordt.
De schrijver spreekt hier vooral – als waarschuwing – tot de “eigen parochie”. Maar de inhoud van deze studie zal ongetwijfeld ook voor andere Gemeenten en/of christelijke groeperingen (kunnen) gelden. (noot AK)
.