In Maleachi 3 vers 3 lezen wij:
- “Hij (= Jezus Christus) zal zitten als iemand die zilver smelt en reinigt: Hij zal de Levieten (SV: de kinderen van Levi [1]) reinigen en hen zuiveren (SV: doorlouteren) als goud en zilver. Dan zullen zij de HEERE een graanoffer (SV: spijsoffer [2]) brengen in gerechtigheid.” [3]
Deze woorden hebben betrekking op het laatste der dagen, de dagen (vlak) vóór Jezus’ wederkomst. Dit kunnen wij afleiden uit het eraan voorafgaande vers (vers 2) dat ons tevens duidelijk maakt dat de handelende Persoon hier Jezus Zelf is:
- “Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid (SV: goudsmid), en als zeep van de blekers (die linnen wit=rein maken door het te bleken met de zeep).” (Maleachi 3:2)
Zoals vooral het boek Openbaring ons leert, is Jezus’ wederkomst – Zijn openbaring of verschijning – in ruimere zin niet slechts één gebeurtenis, maar een rééks van gebeurtenissen, die begint met het “Begin van de Smarten”.
Tot deze gebeurtenissen behoort ook de reiniging, de loutering van de Gemeente – in het hiervoor geciteerde vers bedoeld – die in verband staat met wat wij in Efeze 5:27 kunnen lezen (en wat gaat over de Bruiloft van het Lam [4]):
- “Opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een Gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij HEILIG en smetteloos (SV: onberispelijk) zou zijn.”
De Gemeente wordt in Maleachi 3 genoemd “de kinderen van Levi”; vanwege het priesterschap, want iedere ware gelovige is heden (als het goed is) een priester des Heren. [5]
In die dagen zullen er ook “spijsoffers” gebracht worden.
Waar het hier gaat om de Nieuwe Bedeling, de tijd van de “vervulling”, is het duidelijk dat dit “spijsoffers in overdrachtelijke zin” – “geestelijke spijsoffers” – zullen zijn.
Om de geestelijke betekenis van het spijsoffer te verstaan, moeten wij bedenken dat alle offers van Israëls schaduwdienst heen wezen naar en vervuld werden door Christus. Ook het spijsoffer dus:
- “Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer (SV: spijsoffer [6]) doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel (= de met satan verbonden christenheid) zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.” (Daniël 9:27 [7])
Christus noemde Zichzelf dan ook het “Brood des Levens” (in Johannes 6:35) en het sterven van Zijn Lichaam aan het kruis van Golgotha vergeleek Hij met het gebroken worden van brood (in Mattheüs 26:26), zoals in het Heilig Avondmaal wordt uitgedrukt:
- “En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger (naar iets anders, in geestelijke zin) hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst (naar iets anders, in geestelijke zin) ” (Joh. 6:35 [8])
- “En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam.” (Matth. 26:26)
Maar de vervulling van de Oudtestamentisch offeranden in Christus betekende niet dat voortaan door mensen geen offers meer behoefden te worden gebracht! Alleen de “wijze waarop” was veranderd.
“Offeren” is in feite eenvoudig “komen tot God”, zich – ons leven – richten tot God en bidden. “Kom tot Mij”, wordt ook heden nog tot de mens gezegd. En zoals voorheen verzoening met God mogelijk was door het voorgeschreven offer te brengen, zo is dat nu mogelijk door zich in het geloof het volmaaktere “eens en voor allen” offer van Jezus toe te eigenen en door “vruchten voort te brengen die aan de bekering waardig zijn”.
Welke “bekeringsvrucht” wordt nu naar voren gebracht door het “spijsoffer”?
Om hier achter te komen moeten wij ons herinneren dat het brood typebeeld is van het lichaam. En niet alleen Jezus’ Lichaam, maar ook onze lichamen worden door God ter sprake gebracht in Zijn Woord. Zoals bijvoorbeeld in Romeinen 12 vers 1:
- “Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, HEILIG en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.”
Hier leren wij dan ook waaruit het spijsoffer bestaat dat wij heden moeten brengen. Het is een heilige en overgegeven “Gode welbehaaglijke” levenswandel.
Zoals Jezus moeten ook wij ons lichaam tot een reine offerande stellen, weliswaar niet door het ook aan een kruis te laten nagelen, maar door heilig te leven (de geestelijke kruisiging van het vlees)!
Zulke spijsoffers zullen in de laatste dagen door de gelovigen van de Bruidsgemeente [9] gebracht worden.
H. Siliakus
Digitaal uitgewerkt door A. Klein
***********************************************************************************