Meer dan aardse heerlijkheid
Er is geen hogere positie bereikbaar voor de mens dan om te zijn in de heerlijkheid van God. Het is verwondering-wekkend te bedenken dat de Here, de Schepper van het heelal, de mens niet alleen het voorrecht wil verlenen om te staan in de heerlijkheid van God, maar dat Hij hem zelfs tot overvloeiens toe wil VERVULLEN met diezelfde heerlijkheid.
Iemand die dit ten deel viel en over wie we het nu in het bijzonder willen hebben, is niemand anders dan Mozes. Hij werd geboren uit de stam van Levi:
“Een man uit het geslacht (SV: van het huis) van Levi ging en nam een dochter van Levi tot vrouw. De vrouw werd zwanger en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij mooi (SV: schoon) was, verborg zij hem drie maanden.” (Exodus 2:1-2) [1]
De Levieten waren de stam waaruit de priesters voortkwamen. Zijn moeder zag hem aan en zag dat hij een “schoon” kind was, één op wie Gods welbehagen rustte. “Goddelijk” schoon. In Handelingen 7:20a staat zelfs “uitnemend schoon”:
- “In die tijd werd Mozes geboren. Hij was bijzonder mooi (SV: uitnemend schoon).”
Zijn naam is klaarblijkelijk van Egyptische oorsprong. Van het woord Meses, wat een afkorting kan zijn van Ram(e)ses, “zoon van Ra” (Ra is de Egyptische zonnegod). Dit zou kunnen wijzen op de koninklijke opvoeding die hij zou krijgen als de zoon van de farao. Mozes droeg het stempel en de tekenen van koninklijke waardigheid. Velen zouden vandaag de dag zeggen dat hij het had “gemaakt”. Hij bevond zich in een zeer voordelige positie om de kinderen Israëls tot zegen te zijn. Maar dan blijkt hoe diametraal (= lijnrecht tegenover) Gods wegen staan tegenover de wegen van de mens. Dit zou gedemonstreerd worden in het leven van Mozes.
.
Een wijze keus
Deze geloofsman werd gevoerd naar het ogenblik van beslissing:
- “Door het geloof heeft Mozes, toen hij groot geworden was, geweigerd een zoon van de dochter van de farao genoemd te worden. Hij koos ervoor liever met het volk van God slecht behandeld te worden dan voor een ogenblik het genot van de zonde te hebben. Hij beschouwde de smaad van Christus als grotere rijkdom dan de schatten in Egypte, want hij had het loon voor ogen (SV: hij zag op de vergelding des loons). Door het geloof heeft hij Egypte verlaten zonder bevreesd te zijn voor de toorn van de koning. Want hij bleef standvastig, als zag hij de Onzichtbare (SV: als ziende de Onzienlijke).” (Hebreeën 11:24-27)
Mozes was gekomen tot een positie in Egypte waarin hij eer en aanzien genoot. Maar hij weigerde, hij verwierp, hij wilde de hoge positie van een zoon van farao niet aanvaarden.
Zijn keuze moge velen vreemd lijken, maar dit was onmiskenbaar geïnspireerd door de Heer. Hij was verbonden met de Heer en Zijn volk, welke prijs dit ook met zich meebracht.
In dit geval betekende het te lijden onder verdrukking en harde slavendienst. Wat een verandering in levensstijl. Hij verwierp de tijdelijke genoegens van de zonde, om met Christus versmaadheid te lijden, wat voor hem van veel groter waarde was dan al de rijkdommen van Egypte. Door het geestelijk inzicht dat hij ontving was hij in staat over het tijdelijke heen te zien en het geestelijk, eeuwig gewin te zien, dat verbonden was aan de juiste keuze. Deze keuze was gefundeerd op de geestelijke visie, het begrip dat hij had ontvangen van de God van Israël. Voortaan zou hij moeten wandelen in het geloof. Geloof geïnspireerd door de wetenschap dat hij “de Onzienlijke” zou zien.
Verlies van titel, rijkdom, wereldse genoegens, gelasterd te worden en kwalijk bejegend en het te moeten stellen zonder het respect dat hij eerst genoot, dat alles was de kleine prijs die hij moest betalen voor de heerlijkheid van God. Zijn keus was een wijze keuze.
.
Mozes’ roeping
Het is een klein wonder dat een man van zijn formaat door God geroepen werd:
“Toen de HEERE zag dat hij (= Mozes) ging kijken (naar de vuurvlam uit het midden van een braambos, bij de berd Gods, de Horeb), riep God tot hem uit het midden van de doornstruik (SV: het braambos) en zei: Mozes, Mozes! Hij (= Mozes) zei: Zie, hier ben ik!” (Exodus 3:4)
Mozes kreeg zijn roeping in de glorieuze, vurige tegenwoordigheid van de Here. Ook daarna kreeg hij al zijn opdrachten rechtstreeks van de Here, Die tot hem sprak. Er was geen sprake van een krachtdadige interventie door God in zijn leven. Hij was Gods man en werd als zodanig door Hem geordineerd. De Here bevestigde en verzegelde zijn roeping en aanstelling voor heel het volk, zodat zij vertrouwen in hem zouden hebben als hun leider.
In Exodus 19 vers 17-20 lezen wij dat de Heer tot Mozes sprak voor het aangezicht van heel het volk, hem aanwijzend als hun verlosser:
“Mozes leidde het volk uit het (leger)kamp, God tegemoet. Zij stonden onder aan de berg. De berg Sinaï was geheel in rook gehuld, omdat de HEERE er in vuur neerdaalde. De rook ervan steeg omhoog als de rook van een oven, en heel de berg beefde hevig. Het bazuingeschal werd gaandeweg zeer sterk. Mozes sprak en God antwoordde hem met een stem. Toen daalde de HEERE neer op de berg Sinaï, op de top van de berg. De HEERE riep Mozes naar de top van de berg en Mozes klom naar boven.”
Voor de 70 oudsten, Aäron, Nadab en Abihu verscheen de Heer aan Mozes en beval Hij hem om de berg te bestijgen om de tafelen van de wet te ontvangen:
“Vervolgens klommen Mozes en Aäron naar boven, en ook Nadab en Abihu met 70 van de oudsten van Israël. En zij zagen de God van Israël. Onder Zijn voeten was er iets als plaveisel van saffier, zo helder als de hemel zelf. Hij strekte Zijn hand niet uit naar de aanzienlijken (SV: de afgezonderden) van de Israëlieten. Nadat zij God gezien hadden, aten en dronken zij. De HEERE zei tegen Mozes: Klim naar boven, naar Mij toe, de berg op, en blijf daar. Dan zal Ik u de stenen tafelen geven, de wet en de geboden, die Ik opgeschreven heb om hun te onderwijzen.” (Exodus 24:9-12)
.
Delen in Gods heerlijkheid
Wij willen nu een zekere uitspraak van Mozes in beschouwing nemen die hij deed tijdens zijn gebed op de berg en die ons toont wat het verlangen was dat leefde in Mozes’ hart. Wij vinden deze in Exodus 33 vers 18b:
- “Toon mij toch Uw heerlijkheid!”
Door zo te bidden, drukt Mozes een verlangen uit dat waarlijk zou moeten leven in de harten van allen die de Here liefhebben. O, dat ik Zijn heerlijkheid mag aanschouwen!
Dat ik mag vertoeven in Zijn glorierijke tegenwoordigheid! Dit is de verborgen plaats van de Allerhoogste. Het Allerheiligdom van Zijn eeuwige tabernakel. [2] De waarachtige shekinah-tegenwoordigheid [3] van de Here.
De Here heeft deze roep van Mozes beantwoord:
- “Toen daalde de HEERE neer in een wolk, ging daar bij hem staan en riep de Naam van de HEERE uit.” (Exodus 34:5)
De Here stond bij Mozes… Wat een wonderschone vereniging, wat een glorieuze gemeenschap! Zo dichtbij was deze omgang met God dat Mozes letterlijk deelde in de heerlijkheid van God, wat gezien werd toen hij neerdaalde:
- “En het gebeurde, toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde – de twee tafelen van de getuigenis waren in Mozes’ hand, toen hij van de berg afdaalde – dat Mozes niet wist dat de huid van zijn gezicht glansde, omdat de HEERE met hem gesproken had.” (Exodus 34:29)
Die glorie resideerde (= woonde of verbleef) nu in deze man Gods. De heerlijkheid van God was in hem.
Waarlijk, dit is wat de Here voorheeft met en wat Zijn doel is voor Zijn Gemeente in het laatste der dagen!
.
Nog grotere heerlijkheid
Paulus vergelijkt deze glorie, die op Mozes was en op de wet, met de heerlijkheid van Christus:
“Als nu de bediening van de dood, met letters in stenen gegrift, in heerlijkheid was, zodat de Israëlieten hun ogen niet op het gezicht van Mozes gericht konden houden vanwege de heerlijkheid van zijn gezicht, hoewel die tenietgedaan zou worden, hoeveel te meer zal dan de bediening van de Geest in heerlijkheid zijn? Want als de bediening van de verdoemenis al heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening van de gerechtigheid overvloedig in heerlijkheid. Immers, zelfs dat wat verheerlijkt was, is in dit opzicht niet heerlijk geweest, vergeleken met de alles overtreffende heerlijkheid. Want als wat tenietgedaan wordt in heerlijkheid was, veel meer is wat blijft in heerlijkheid.” (2 Korinthe 3:7-11)
De heerlijkheid van de wet zou eenmaal verdwijnen, zij was niet eindeloos. Wij hebben nu de bediening van de Geest (des Heren) [4], wat een werk van rechtvaardigheid is, een heerlijkheid die alles overtreft en zonder einde is.
De heerlijkheid des Heren, geopenbaard in Christus, is dezelfde heerlijkheid die geopenbaard zal worden in de glorieuze Gemeente/Kerk in onze generatie. De Geest des Heren, werkende in de Gemeente, zal haar veranderen en vormen, totdat zij “de prijs der roeping Gods in Christus zal bereiken”:
- “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.” (2 Korinthe 3:18)
Wij worden veranderd totdat wij Hem gelijk zijn in ieder opzicht! Daar komt nog een openbaring van heerlijkheid!
Rev. C. Joe McKnight
Digitaal uitgewerkt door A. Klein
*******************************************************************************