Een Psalm van David
Psalm 23 uit de Bijbel beschrijft op poëtische wijze het leven van een schaapsherder in het Midden-Oosten, het (voorheen zo genoemde) land Palestina, erfland van Abraham en zijn zaad. Deze beschrijving geeft van A tot Z – van begin tot eind – weer wat de psalmist als zijn getuigenis heeft geschreven. Wat de herder voor het schaap betekent, zijn zorg en zijn liefde, worden hier door de geïnspireerde dichter en zanger van Israël, op een wonderschone wijze uitgebeeld. David en alle herders in die tijd kenden hun schapen. Maar David was wel een herder bij uitnemendheid. Weet u de betekenis van zijn naam? David betekent “geliefde”. Hij is een Schriftuurlijk typebeeld van de Here Jezus Christus, de Opperste en Grote Herder, ons door de Vader gegeven. Wie deze herderspsalm biddend leest en zijn gedachten gericht houdt op de Here, ontvangt een rijke zegen, daarin, dat zijn geloofsvertrouwen en dankbaarheid groter worden door de werkende kracht van de Heilige Geest. [1] Halleluja!
Psalm 23:1, “De HEERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets.” [2]
Dit is de “grondtoon” van het lied, die doorklinkt tot het einde van alle dingen. Is Hij waarlijk onze Herder, dan zal ons ook niets ontbreken. Hij leeft voor de Zijnen en allen ontvangen alles wat Zijn tedere liefde en grote kracht kan geven om ons allen gelukkig te maken. Laten wij even hierbij stilstaan… Leven wij in het bewustzijn dat Hij onze Herder is (niemand is aan Hem gelijk!), en zijn wij Hem dankbaar daarvoor?
Het is goed om onszelf te onderzoeken!
Psalm 23:2a, “Hij doet mij neerliggen in grazige weiden.”
Deze bemoeienis, deze handeling, hebben alle schapen nodig: voedsel is een hoogst belangrijke zaak! In het Midden-Oosten, en in het bijzonder in een land als (het voorheen zo genoemde) Palestina, is het werk van een herder heel wat moeilijker dan in het Westen. Het gaat meestal bergop en bergaf, langs meestentijds steile en smalle bergpaden en langs heel diepe afgronden (ravijnen). De herder kent daarbij maar één doel: goede weidegrond te vinden voor zijn kudde. Daarbij is één ding evenzo nodig: schapen hebben ook rust nodig, voor hun groei, als zij herkauwen. Weten wij dit? In overdrachtelijke zin is het voedsel voor de kinderen Gods het kostbaar Woord van God. Genieten wij er dagelijks van? Wij leren onze Herder daardoor beter kennen. Voeden wij onszelf genoeg met het Woord van God? Het is de wil van de Grote Herder dat Zijn Woord overvloedig in ons zal zijn! De vraag is gerechtvaardigd: “Is er groei in ons geestelijk leven?”
Psalm 23:2b, “Hij leidt mij zachtjes naar stille wateren.”
Waar een goede herder ook voortdurend mee bezig is, naast het vinden van goed voedsel voor zijn schapen… zij moeten ook drinken. De bekroning van zijn dagelijkse zorg is dan ook wanneer hij zijn schapen kan leiden aan die zeer stille wateren na een afmattende, vermoeiende dagtaak. Het lijkt allemaal zo eenvoudig, maar het is het heus niet! Wilde en bruisende stromen zijn niet geschikt. Neen, de herder tracht een plaats te vinden, waar het water rustig “voortglijdt”. Het is bekend dat schapen, over het algemeen, alleen maar naar hartenlust kunnen genieten, als zij hun rust kunnen vinden aan zúlke wateren. Zo worden óók wij, als kinderen Gods, dagelijks verkwikt en verfrist door “het Water des Levens”, wanneer het Woord van God – door de Heilige Geest – levend gemaakt wordt! In de stilte zal Hij alsdan tot ons spreken!
Hoe wonderschoon en geloofsversterkend is wat wij lezen in Openbaring 7 vers 17a: [3] “Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar (SV: zal hun een Leidsman zijn tot) de LEVENDE waterbronnen.”
Laten ook wij, als Zijn schapen, met de heiligen uitroepen: “…De lofprijzing, de heerlijkheid, de wijsheid, de dankzegging, de eer, de kracht en de sterkte is aan onze (trouwe) God tot in alle eeuwigheid. Amen.” (Openbaring 7:12)
Psalm 23:3, “Hij verkwikt mijn ziel, Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid, omwille van Zijn Naam.”
Niet alleen in het natuurlijke leven, maar ook in geestelijke zin heeft ieder schaap een geëigende plaats in de kudde, en hij houdt zich daaraan. Uit de grazende rij zal het altijd weer naar die plaats terugkeren.
Wat heeft dit ons te zeggen? De ogenblikken in ons leven, wanneer alles om ons heen wegvalt en wij blijvend contact hebben met onze Here en God – door de Heilige Geest, Die in ons woont – zijn de zoetste en heerlijkste momenten in ons leven; zij zijn waarlijk een verkwikking voor onze ziel, ons innerlijk leven! Dit “verkwikt worden” heeft ook nog een diepere betekenis in geestelijk licht. Het betekent ook een “herstel” of een “terugbrengen in de vorige toestand”. Dit lezen wij bijvoorbeeld in Psalm 19:8-10, waar geschreven staat: “De wet van de HEERE is volmaakt, zij bekeert de ziel; de getuigenis van de HEERE is betrouwbaar (SV: is gewis), zij geeft de eenvoudige wijsheid. De bevelen van de HEERE zijn recht, zij verblijden het hart; het gebod van de HEERE is zuiver, het verlicht de ogen. De vreze des HEEREN is rein, zij houdt voor eeuwig stand; de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig, met elkaar zijn zij rechtvaardig.”
In deze verzen komt alles neer op het “herstel” van de ziel. In Ruth 4:15a (SV) wordt eveneens gesproken van de “verkwikker der ziel”, oftewel van ons leven: “Hij zal er voor u zijn om u te verkwikken en u in uw ouderdom te onderhouden.”
Deze liefdevolle zorg van de Herder ervaren wij ook zo vaak in ons leven, want wij allen zullen tot onze eigen schade véél hebben moeten lijden door afdwaling. Afdwalingen brengen altijd verdriet en dubbele ontfermingen zijn dan nodig!
Hebben wij dan ook niet het geduld, de lijdzaamheid en de trouw van onze Herder moeten bekennen, Die ons eerst heeft liefgehad? In werkelijkheid valt en struikelt een schaap ook, en somtijds valt het van een steilte naar beneden. Hoe komt dat zo? Het volgt de herder niet en dan moet het met levensgevaar weer teruggebracht worden. De herder zoekt dan het schaap op en brengt het terug op het rechte pad. Beter gezegd: “in het spoor van de gerechtigheid.” Het “spoor van de gerechtigheid” dat zijn de wegen die door God ons aanbevolen worden en waarop wij met Hem kunnen blijven wandelen… Wanneer wij dan teruggebracht worden uit onze noodtoestand tot Hem, dan geschiedt dat “omwille van Zijn Naam”: opdat Zijn Naam groot gemaakt wordt. Want het gaat niet om ons, het gaat om die wonderbare Naam van Jezus – om Zijn eer, want Hij wil niet één van Zijn schapen verliezen!
Hem zij de glorie! Amen.
Psalm 23:4a, “Al ging ik ook door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij.”
In de praktijk gaat het weleens door een donker dal of een diepe afgrond, met aan beide zijden steile rotsen en spelonken; ook holen waarin wilde honden, vossen en wolven hun schuilplaats hebben. Zij zijn een gevaar voor de schapen en nog meer voor de lammeren. Zo is het ook gesteld in ons geestelijk leven, in de praktijk van ons geloofsleven, waarin wij wandelen. Overal dreigt het kwaad en gevaar doemt op van alle kanten! Een ongeluk schuilt maar in een klein hoekje, zegt een bekend spreekwoord. Maar alles wordt goed als wij, uit ervaring, kunnen getuigen: “U, o Heer, bent met mij”. Dan verdwijnt alle angst en vrees en een ongestoorde rust is dan ons deel. “U bent met mij” spreekt een geloofsovertuiging uit; een zekerheid dat Hij bij ons blijft. Dit is de “kernboodschap” van de hele psalm. Bedenken wij dat wij reizen in dit aardse “tranendal”, vol gevaren in iedere vorm en gedaante: ziekte, krankheid, zorgen, eenzaamheid, noem maar op. Hoe heerlijk is het dan om te weten, dat Hij, onze Herder, zo dichtbij is – op gebedsafstand van ons verwijderd! De intense blijdschap, die dit “weten” met zich brengt, is onuitsprekelijk. Zij geeft nieuwe kracht en levensmoed om voorwaarts te gaan in Jezus’ Naam! Halleluja!
Psalm 23:4b, “Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.”
Zijn stok en Zijn staf – ze zijn van Hem. Welk een troost te weten dat wij een Herder hebben in dit aardse tranendal Die onze bescherming is bij dag en nacht. “Stok en staf”, die beiden staan voor Zijn Woord èn Zijn Geest! In Leviticus 27 vers 32-33 lezen wij wat er gebeurt als de schapen onder “de roede”, de “staf”, doorgaan:
“En alle tienden van runderen en kleinvee, van alles wat bij de telling onder de staf (SV: de roede) doorgaat, het tiende is heilig voor de HEERE. Men mag niet onderzoeken of het goed is of slecht, en men mag het niet omruilen. Als men het toch omruilt, dan is zowel dit dier als wat daarvoor omgeruild is, heilig. Ze mogen niet vrijgekocht worden.”
Denken wij aan wat David tegen Saul zei (in 1 Samuel 17:32-37), net zo – en nog méér – doet Hij, de Zone Davids. De Here Jezus waagde niet alleen Zijn leven, maar Hij gaf Zijn leven in de dood om Zijn schapen te redden (te verlossen): “Als u dan Mij zoekt, laat dezen weggaan (SV: heengaan)”, zei Jezus (in Johannes 18:8b) toen Hij gevangen genomen werd. De staf, die langer is dan de stok, heeft een klein schepje aan het einde. Hiermee wordt een kluit aarde of een steentje gegooid in de richting van het schaap dat dreigt van de kudde af te dwalen – om het te waarschuwen wanneer het te ver weg gaat. Alsdan loopt het weer terug naar de kudde waartoe het behoort. Ditzelfde doet Gods Woord in ons leven, en de Heilige Geest leidt ons terug. Glorie voor Jezus, onze trouwe Herder.
Psalm 23:5a, “U maakt voor mij de tafel gereed voor de ogen van mijn tegenstanders.”
Dit doet Jezus, door de Heilige Geest, in ons leven. Hij heeft voorzien in alle dingen die nodig zijn voor ziel èn geest èn lichaam. En dat voor de tijd en voor de eeuwigheid! Te véél om op te noemen: spijs en drank, een gedekte tafel, een overvloeiende beker – genoeg voor ons en voor degenen tot wie wij mogen spreken van Zijn rijke voorzieningen. Glorie voor Hem! De vijand mag dan woeden en tekeer gaan, maar “Als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” (Romeinen 8:31b). En, om van die gedekte tafel niet te zwijgen; het ene is al heerlijker dan het andere. Let op: vergeving van zonden en tekortkomingen, rechtvaardiging, zekerheid, vrede, vreugde, een zonnige toekomst en bovenal de verzegeling met de Heilige Geest en Zijn voortdurende inwoning. O (!) daar is nog ontelbaar veel méér. Het is alles door Hem toebereid, en wij mogen er met volle teugen van genieten!
Psalm 23:5b, “U zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over.”
Dit is het treffende beeld van het einde van een vermoeiende dag. De kudde is nu “thuis”. Bij de ingang passeert elk schaap de herder alvorens de schaapskooi binnen te gaan… Zij kunnen gedurende de reis gewond zijn geraakt, en dan staat de herder klaar om in te grijpen – de schapen ten goede. Zo doet ook Jezus, onze Herder. Ook Zijn herdersoog merkt alles op, en de kleinste verwonding heeft Zijn volle aandacht. Elke beschadiging wordt zorgvuldig gereinigd. Hij doopt Zijn hand in de olijfolie, symbool van de Heilige Geest, de “balsem” voor iedere wond! Hier hebben wij de overlopende maat van trouwe zorg – van het begin tot het eind. Er blijft dan niets over dan lof en dank voor Zijn onuitsprekelijke liefde en genade, en… de aanbidding zonder woorden, omdat wij zo’n onvergelijkelijke Herder hebben, ons door God, de Vader, geschonken.
Psalm 23:6, “Ja, goedheid en goedertierenheid (SV: het goede en de weldadigheid) zullen mij volgen al de dagen van mijn leven. Ik zal in het huis van de HEERE blijven tot in lengte van dagen.”
Het woordje “volgen” geeft hier goed de wens, het verlangen, weer van de Herder Die ons leidt en hoedt en bewaart… “omwille van Zijn Naam”. Laten wij dit laatste vooral niet vergeten! Wij leren hier de levensles verstaan: vóór Hem is géén plaats. Het is alleen Zijn plaats, want Hij gaat vóór. Deze waarheid wordt ons te meer duidelijk door wat geschreven staat in Deuteronomium 31 vers 8a: “De HEERE nu is het Die vóór u uit gaat.”
Zullen wij dan angst kennen en zorgen voor de toekomst? Onmogelijk! “Want met U ren ik door een legerbende, met mijn God spring ik over een muur” (Psalm 18:30) was de geloofsovertuiging van David.
“Volgen” komt nà “achter”, bedenk dit goed. Want de levensles is: “het goede en de weldadigheid” zijn vlak achter ons; zij volgen ons als een schaduw, heel het leven door. Daar is niets “tussen”! Hoe treffend heeft de profeet Jesaja voorzegt: “en de heerlijkheid van de HEERE zal uw achterhoede zijn” (Jesaja 58:8b). Halleluja! Wij zijn veilig geborgen en niemand zal ons kunnen rukken uit Zijn hand.
Meer dan alles op aard
Voorwaar (!) deze psalm, dit lied, door God geïnspireerd, doet méér dan alle filosofie en wetenschap van deze wereld. Zij doet de atmosfeer trillen en vult de lucht met wonderschone, verlossende klanken. Zij doet alle leed en zorg vergeten en zij verjaagt alle verkeerde gedachten en vooral die alles-ondermijnende twijfel. Teleurgestelde mensen worden bemoedigd, gevangenen worden verkwikt; Zijn Licht schijnt door alle duisternis heen: van sterven, van dood, tot ver over het graf. Tranen verdrogen en ongestoorde rust is het erfdeel van de kinderen Gods. Maar nog is Jezus’ werk niet afgelopen, want het gaat nog veel verder, door eeuwen en geslachten heen, totdat… het laatste schaap binnen is. Dan zal het koor van alle verloste schapen de hemelse jubelkoren zingen, die eindeloos zullen voort-galmen in de eeuwige vreugde van Gods nieuwe schepping. Hem alleen zij de glorie!
De ver-strekkende betekenis van Psalm 23
Van mij “de Herder”: Jezus Christus.
Onder mij “de grazige weiden”: Zijn beloften.
Naast mij “de stille wateren”, van de Heilige Geest.
Vóór mij “een gereedgemaakte tafel”: Zijn Woord.
Tegenover mij “mijn tegenstanders”, levensechte en vleselijk.
Achter mij “de goedheid en de goedertierenheid”.
Boven mij “het huis van de Heere (het Vaderhuis)”, de plaats waar Jezus is.
Met mij “Jezus Zelf, de Goede Herder”.
(Uitgewerkt voor vermoeiden en bedroefden)
CJH Theys
Digitaal uitgewerkt door A. Klein
*********************************************************************************
[1] Zie eventueel onze GRATIS studie “De natuurlijke mens en de Heilige Geest” van CJH Theys. (noot AK)
[2] Alle Bijbelteksten zijn door mij vermeld in de Herziene Statenvertaling / HSV, tenzij anders vermeld. (noot AK)
[3] Voor meer UITLEG over dit vers, zie onze GRATIS studie van Openbaring “hoofdstuk 7” van CJH Theys en/of “hoofdstuk 7” van E. van den Worm. (noot AK)
.