Voorwoord
Deze brochure is in de eerste plaats geschreven:
- voor hen die menen dat de veronderstellingen waarop het Christelijk geloof gebaseerd is, de mensen niets (meer) te zeggen hebben;
- voor hen die tot de conclusie gekomen zijn dat “van die dag, dat de vaders ontslapen zijn, blijven alle dingen alzó gelijk van het begin der schepping” (2 Petrus 3:4b); en die zichzelf de vraag gesteld hebben zoals wij die opgetekend vinden in dezelfde passage: “Wáár is de belofte van Zijn toekomst” (2 Petrus 3:4a).
Deze mensen zien het ten aanzien van het Christelijk geloof “niet meer zitten”. De inhoud van deze brochure bedoelt dan ook een kleine bijdrage te leveren tot opheldering van dingen en zaken met betrekking tot dat geloof; met de bede dat deze “gestranden in het geloof” (of zij zullen kunnen worden gerekend tot de “spotters” der laatste dagen laten wij in het midden !) opnieuw een begin willen maken met het onderzoeken van de Bijbel, als het levende Woord van God, Schepper van hemel en van aarde.
Wij willen echter dit vóórop stellen: door de gehele Bijbel loopt een duidelijk aan te wijzen “scharlakenrood snoer” dat betrekking heeft op respectievelijk de geboorte, het leven, sterven, de opstanding, hemelvaart en wederkomst van Jezus Christus, DE God-mens. Gods hele raadsplan van verlossing wentelt om deze heilsfeiten. In dit licht mag het een ieder duidelijk zijn dat God de mens – die Hij eenmaal naar het Godsbeeld schiep met de woorden: “Laat Ons mensen maken, naar Ons BEELD, (en) naar Onze GELIJKENIS” (Genesis 1:26a) – niet mobiliseert als nieuwsgierige, noch als criticus, maar als dienaar die in Hem moet geloven (zie Hebreeën 11:6 [1]).
In dit boek zal de lezer geen nieuwe gezichtspunten vinden over het ontstaan, de vorming (en dergelijke) van de wereld, noch een wetenschappelijk-verantwoorde verhandeling van deze. Enkel een ernstige poging op schrift, om de grote levensvragen van alle tijden te beantwoorden, voor zover licht is ontvangen:
- Wat en waartoe is ons leven?
- Vanwaar zijn wij gekomen en waarheen gaan wij??
- Waarom zien wij rondom ons juist het tegenovergestelde van wat God met Zijn schepping heeft bedoeld???
- Waarom is er ziekte en lijden en dood?!
- Hoe dient de houding te zijn van de Gemeente van de Here-Jezus-Christus in deze wereld, gelet op Bijbelse profetieën en gezien in het perspectief dat ons wacht?!?
In dit verband moet worden opgemerkt dat aan dit boek geen van tevoren opgesteld schema ten grondslag ligt. Eén en ander is het resultaat van het uitwerken van korte aantekeningen – jaren geleden gebruikt voor ter zake gehouden predikingen. Moge Gods onmisbare zegen rusten op alles en allen.
De schrijver, CJH Theys
NOOT
Alle in deze uitgave genoteerde Schriftuur is uit de Statenvertaling.
Overname uit deze brochure is toegestaan, mits met bronvermelding!
- “God is geen God van verwarring,…” (1 Korinthe 14:33a)
- “Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn; die zienlijk en die onzienlijk zijn,… alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.” (Kolossenzen 1:16-17)
Inleiding
Situatieschets
“…ik ben een dienaar geworden, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen HET Woord Gods; namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan Zijn heiligen; aan wie God heeft willen bekendmaken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid van deze verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, DE Hoop DER HEERLIJKHEID; Dewelke wij verkondigen, vermanende een iegelijk mens en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in Christus Jezus; waartoe ik ook arbeide, strijdende naar Zijn werking, die in mij werkt met kracht.” (Kolossenzen 1:25-29)
Verborgen hoop – Opmerkelijke vrees
Eigentijdse vragen
Wij leven in een revolutionaire tijd, die in hoge mate gekarakteriseerd wordt door “verborgen hoop en opmerkelijke vrees”. Naar onze bescheiden mening vinden wij hierin de grondslagen (= de basis) van wat algemeen “Godsverduistering” mag worden genoemd. Het geloofsleven, zelfs van hen die zich “Christenen” noemen, wordt niet meer gedragen door een “Godservaring“, zoals die wel gekend werd in de dagen van weleer. De mens van deze eeuw heeft veel meer moeite met het geloven in God – daarom is hen die zogenaamde Godservaring vreemd, op grond van wat geschreven staat in de Brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 11, vers 6: “Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is voor degenen, die Hem zoeken.”
Onder Godservaring verstaan wij dan het “persoonlijk contact” van de gelovige met God als Persoon, in het gebed en/of in belevenissen die niet van deze wereld zijn. De mens van onze tijd, wij hebben slechts onze ogen te gebruiken om te letten op hun handel en wandel en onze oren om te luisteren naar hun alledaagse gesprekken, is “vervreemd” van God en Christendom. Wij kennen heden-ten-dage veel meer “heidens christendom” dan ooit tevoren. En dit heidens-christendom is in onze hedendaagse wereld actief en progressief! Het “stinkwater” hiervan stijgt langzamerhand onrustbarend hoog. Resultaat is, dat dit binnendringt en doorwerkt als een slopende ziekte; als geestelijke en alles opvretende kanker. Wat deze laatste in het menselijk lichaam bewerkstelligt is genoegzaam bekend en op precies dezelfde ondermijnende wijze worden – in mindere of meerdere mate in ons onderbewustzijn, door voortwoekerend ongeloof en volgehouden verwerping van de genade Gods – de fundamenten van het Christelijk geloofsleven aangetast en teniet gedaan!
Wanneer wij letten op de grote onverschilligheid van onze tijd en acht geven op de toenemende geestelijke ongevoeligheid, zo moeten wij toegeven dat wij leven in een tijd van grote afbraak van het Christendom. De gelovige, wie het niet aan Schriftkennis ontbreekt, ziet als het ware door de verbergende coulissen heen: de “engel des lichts” (= het beeld van satan – zie 2 Korinthiërs 11:14) is aan het werk. Deze “engel des lichts” weet dat hij nog maar een korte tijd heeft, welke hij op alle mogelijke manieren wil benutten om God in de ontwikkeling van Zijn raadsplan de voet dwars te zetten. Daarom wil dit boek de helpende band reiken aan hen die zich zo graag bezig houden met de uitdaging van de wereld. Aan de hand van dat wat hierin gevonden wordt kan de Christen zijn positie bepalen als antwoord op die uitdaging. Hij zal zich echter welbewust moeten zien uit te heffen boven de “details” om een goed overzicht te blijven houden. En hij zal dit ook kunnen als hij zijn vertrouwen stelt in de Heilige Geest [2], Die hem zal leiden “in al de waarheid” (zie Johannes 16:13).
Op de lange en avontuurlijke weg die, in dit boek, voor ons ligt, verdient het aanbeveling om niet uit het oog te verliezen dat wij via kranten, tijdschriften en ander soort media voortdurend worden geconfronteerd met de mening dat godsdienst, geloof en Christendom achterhaalde zaken zijn; derhalve van nul en generlei waarde meer voor de moderne mens. De mening van velen is dan ook dat wij ons niet moeten verwonderen als wij vragen horen als:
- “Bestaat er wel een God”?
- “Is God niet dood”?
- “Vanwaar komen wij eigenlijk en waarheen gaan wij”?
- “Hoe moeten wij nu geloven als de mensen de historische Jezus zo onherkenbaar hebben gemaakt”!?
- “Wàt moeten wij nu feitelijk geloven”?
- “Als er geen onsterfelijkheid is, zoals velen beweren, wat is dan het doel van ons leven, en waartoe dient God dan”?
En zó kan men wel doorgaan.
Inderdaad, de wanhoopskreet “God is dood (!)” is zelfs onderwerp van theologie geworden. Daar is een, in alle hoeken van de wereld te horen, miljoenenvoudige “echo” in onze tijd. Wie kan nog denken aan een liefdevolle God, nadat jarenlange gewelddadige Japanse krijgsgevangenschap zijn of haar leven heeft gevuld? Wie is nog te spreken over een liefhebbende God, waar men weet heeft van de afschuwelijke martelingen van Duitse (Nazi-)gevangenkampen en de moord van Nagasaki en Hiroshima? Wáár is dan die Goddelijke gerechtigheid voor een onschuldig veroordeelde, jarenlang in de gevangenis, of in de folterende uren voor de executie, waarvan men kan lezen in dagbladen, kan horen via de radio, kan zien op de beeldbuis? Wáár is die God van de Christen, als die lustmoordenaar een onschuldig kind wurgt nadat hij dat in zijn wellusten heeft verkracht? Allemaal dringende, urgente vragen, die wij haast iedere dag (kunnen) horen, en die allemaal om een bevredigend antwoord vragen.
Het is begrijpelijk, als men verder gaat… “Zijn wij dan verdoemden, of kan dat alles slechts verklaard worden als zinloos en absurd en is God altijd een illusie geweest”? Bij het zien van, voor vele mensen, onbegrijpelijke dingen en zaken, heeft de oude profeet Jesaja uitgeroepen: “wij weten het niet; wij tasten als blinden langs de muren” (zie Jesaja 59:9b-10a). Bij dit alles is ons de hemel van koper, en zien wij geen spoor van een almachtige en liefdevolle Vader. De conclusie is dan ook geen ander dan deze: God wordt afgewezen, ja, ontkend, omdat Hij niet beantwoordt aan de voorstelling van mensen van… “een gewenste God”! Zij die zó doen, beseffen niet, zijn niet doordrongen van het feit dat in hun afwijzing de hunkering schuil gaat naar “de gewenste“… naar “een God van openbaring“, waaraan zo’n grote behoefte bestaat!
Daarvandaan dat zelfs Christenen zich hebben laten verleiden, door het Godsbegrip van de Bijbel langs psychologische weg te (willen) verklaren: als (zo beweren zij dan…) “projectie van de eindige, angstige, schuldige en naar zekere geborgenheid hunkerende mens”. Hun invloed doet zich gelden in ons Christendom, met het noodlottige gevolg dat tallozen in een zeer ernstige geloofscrisis gedreven worden of reeds zijn. Het aantal van deze laatsten wordt hoe langer hoe groter. Hoe velen van deze wankelmoedigen zijn niet totaal verslagen geworden toen bekend werd dat een Russische astronaut destijds mededeling deed dat hij tijdens zijn ruimtereis niets van de God der gelovigen en Zijn engelen had ontdekt. Wij lachen er wel om, maar ernstig blijven de zaken!
Moeheid, leegheid en vertwijfeling spreekt uit alles. Daar is echter één hoop. Op zekere dag rijst het “waarom” op, en met die moeheid waarin zich verwondering, verbazing mengt, neemt alles een aanvang… Wij herinneren ons die Bijbelse figuur, die door dezelfde moeheid en weerzin bevangen werd en het leven als uitzichtloos ervoer. Het is de rijke jongeling die tot Jezus komt met de vraag: “Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?” (zie Mattheüs 19:16-26 [3]). Het eeuwige leven, dat is dan het “definitieve, het blijvende”… het onvergankelijke! De rijke jongeling bezat in zijn leven nergens een grondslag (= een fundament of basis), niets dat absoluut gold en het leven de moeite waard maakte. En dat terwijl hij er steeds naar heeft gezocht; niet alleen theoretisch (door alleen erover zitten nadenken), maar òòk praktisch; namelijk door persoonlijke inzet en actie: het onderhouden van de geboden Gods.
“Eeuwig leven” – een leven dus, dat meer is dan het alledaagse en dat een bepaald doel in het vooruitzicht stelt. Dat nu had hij niet gevonden. Vandaar zijn vertwijfeling. Daarvandaan ook die hedendaagse, overal heersende vertwijfeling in mensenharten over de gehele wereld. Mogelijk in christenkringen nog méér dan daar buiten!! Wij willen nu één aspect hier nog noemen, omdat dit met ons thema te maken heeft. In Markus 10:21a staat geschreven: “En Jezus, hem aanziende, beminde hem (HSV: had hem lief)…” Jezus had die rijke jongeling lief… Hier wordt de reden genoemd waarom het Evangelie zó begint; en waarom zo’n dieptepunt in het geloofsleven tegelijkertijd een nieuw begin kan zijn: omdat er Iemand is die ons liefheeft. En liefde zoekt altijd wederliefde; zoekt degene die zij liefheeft. Ze is hem altijd op het spoor en zal hem dáár te hulp komen waar zijn leven plotseling zo schokkend en pijnlijk onzeker wordt, en in vertwijfeling de vraag wordt gesteld: “wat moet ik dan toch nog doen, en waartoe dit alles”?
Het is zo belangrijk die voor-zichzelf-sprekende-tekenen te zien waarin al die religieuze, eerder genoemde, vragen herkenbaar zijn. Eén van de grootste geleerden van onze (20ste) eeuw heeft de volgende stelling geponeerd: “Wij leven in een tijd van volmaakte middelen en verwarde doeleinden”. Men behoeft nu niet bepaald een Christen te zijn naar de Schriften, om deze te ontdekken. Elk eerlijk onderzoekend hart kan hiertoe komen. Het is niet zozeer onze bedoeling om hier te spreken over de antwoorden die het Evangelie geeft, als wel over de vragen die mensen van onze tijd hebben met betrekking tot het leven en het geloven in God en in Jezus Christus in deze tijd vol van verwarring!
De Christusopenbaring is de enige waarheid die voor alle tijden geldt, en wij zijn ervan overtuigd dat wij – ondanks verborgen hoop en opmerkelijke vrees, lamlendigheid en noem maar op wat nog meer – ons getuigenis [4] aangaande God en Zijn Christus moeten blijven geven. Wij willen nogmaals de vraag stellen: “Wat gelooft de Christen vandaag de dag nog, wil men niet van de veronderstelling uitgaan dat geveinsdheid “algemeen en openlijk… al niet meer als ergerlijk wordt gezien”!?! Onder de velen die, hoe of wat, nog prijs stellen op de naam “Christen” heerst over het algemeen een ontstellende verwarring ten aanzien van de centrale uitspraken van de Bijbel.
Hoeveel verwarring, onbegrip, onwetendheid en onzekerheid heersen niet ten aanzien van vraagstukken als:
- “Hoe moet ik mij een persoonlijk God voorstellen”?
- “Heeft God de wereld werkelijk in zes dagen gemaakt”??
- “Wàt is feitelijk erfzonde”?
- “Leert de Bijbel werkelijk dat de wereld vergaat”?!
- “Wat moet men verstaan onder de wederkomst van Christus”??
- “Bestaat er werkelijk een hel”?!?
- “Is de vrije wilsbeschikking van de mens oorzaak dat de zonde in de wereld is gekomen”?
Velen schamen zich om dergelijke “oude problemen” nog te stellen; en het is gewoonweg verbluffend te vernemen dat zelfs theologen zelden of nooit deze “simpele vragen” behandelen.
Mag men zoiets dan niet meer vragen? Is geloof, gegrond op de oorspronkelijke inhoud van het Christendom, een onzekere zaak geworden? Het geloof in Christus is in wezen toch zeker een onaantastbare zaak en derhalve “waardevast”. Want wie ook maar een deel laat vallen uit de volle rijkdom van het Bijbels Evangelie, onderwerpt het geloof in Christus aan willekeurige menselijke beoordeling; en daarmee staat meteen het hele geloof op zandgrond. Onze geloofsovertuiging is nog altijd dat van de schepping van wereld en mensheid tot het einde der tijden en het komende Godsrijk [5], en de Bijbel als Gods feilloos Woord die “de gehele volheid” omvat: “Ik ben de Alfa en de Oméga, het Begin en het Einde” (Openbaring 21:6b [6]). Amen.
Is dan het Bijbels geloof nog eigentijds? Vele Christenen, hélaas niet alle, reageren op deze vraag spontaan positief. Het is: “Christus IN, BOVEN, VOOR en MET de tijd – niet VAN de tijd”. In het Nieuwe Testament lezen wij: Maar wanneer DE VOLHEID van de TIJD gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw,…” (Galaten 4:4a). De apostel Paulus geeft hiermee de Nieuwtestamentische tijds- en geschiedenisopvatting weer, zoals geïnspireerd door de Heilige Geest. Op een zeker moment in de wereldgeschiedenis – door de alwetende God van tevoren bepaald, geordineerd – is “de absolute Waarheid” aan het licht gekomen. Geen enkele nieuwe of andere waarheid gaat boven deze Waarheid in Christus uit. Met dit door God GEOPENBAARDE BEELD vervallen alle typen, schaduwbeelden en symbolen. Zij zijn waardeloos geworden, omdat wij tot HET Beeld Zelf gekomen zijn!
Wie in deze (tijds)bedeling nog vasthoudt aan typen, schaduwbeelden en symbolen, en deze “tot leer verheft” komt niet alleen tot “systeem”, maar fraudeert in wezen ten opzichte van “de gezonde leer van Jezus Christus”! Men denke aan “Tabernakel-LEER” (fout !), aan “Bruids-LEER” (eveneens fout !). Er staat in dit verband geschreven: “God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, TOT DE VADEREN GESPROKEN HEBBENDE DOOR DE PROFETEN, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon.“ (Hebreeën 1:1)
Wie de context bestudeert wordt overtuigd dat ook het moderne denken, voor het ogenblik toonaangevend, geen maatstaf kan zijn voor de Christelijke waarheid. Integendeel: de Christelijke waarheid is maatstaf voor alles wat te eniger tijd goed of slecht, waarheid of leugen is. Halleluja! Amen. De Bijbel heeft dus ook te maken met onze moderne tijd. Nog sterker: wat wij vandaag van mening of van gevoelen zijn, vinden wij in de Bijbel terug. Oòk als wij “neen” zeggen tegen God, òòk als wij aan de claim van de Bijbelse waarheid trachten te ontkomen, vinden wij onszelf in de Bijbel terug, die de mens ziet in zijn afwijzen van en vijandschap tegen God. Notabene onze Maker! Elke poging de waarheid in Christus te verengen (= enger, kleiner maken), geeft deze waarheid als geheel prijs. Jezus leerde: “Ik BEN… DE WAARHEID” (zie Johannes 14:6). Het is, het blijft, en het zal altijd zo zijn: alles of niets!! Het Schriftwoord dat binnen de gezichtskring van de Christen komt staat in de Brief van de apostel Paulus aan de Kolossenzen: “Hij (Jezus Christus) is het Beeld van de onzienlijke God, de Eerstgeborene aller creaturen. Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn; hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.” (Kolossenzen 1:15-16)
Met andere woorden: de gehele schepping, het heelal, het universum, de kosmos is op Christus betrokken. Dat wil zeggen, dat alle dingen van Hem afhankelijk zijn; en er is in ons leven geen gebied (in denken net zomin als ten aanzien van ons gevoelen !), dat niet met Christus te maken heeft. Leerden wij niet al op school dat “de wereld” voortdurend in beweging is?! Onze leraar in natuurkunde beweerde toentertijd al met bewuste stelligheid dat het heelal groeit – in de betekenis van uitdijen. En, als weetgierige scholieren vroegen wij ons toen al af: “Waar loopt deze beweging op uit, en wat is de zin van dit alles”? Nù weten wij dat alleen de Bijbel ons het juiste antwoord geeft: De wereld is naar God onderweg. Met andere woorden: Christus trekt deze wereld tot Zich. Dit heeft te maken met “geloof”.
Alleen heeft één en ander geen rechtlijnig verloop; maar het gaat (onderzoek de Bijbel en word overtuigd !) door leed, smart en pijn. Het is een weg van bloed, zweet en tranen. Zonder sterven geen opstanding (denk aan de gelijkenis van de graankorrel !) en zonder leed geen geluk, zonder pijn geen heling. Zo leren wij dan verstaan dat slechts nieuw leven gebaard wordt door de diepten van lijden heen… In het Bijbels scheppingsverhaal lezen wij al dat het licht tot aanzijn (= tevoorschijn) kwam te midden van de alom heersende donkerte, duisternis… aan de rand van het bestaan staat de afgrond, waarover de Geest Gods “broedt”. “…duisternis was op de AFGROND; en de Geest Gods zweefde op de wateren.” (zie Genesis 1:2b)
Onze wereld beweegt zich voort naar een “doel”. Het “zuchtend en verlangend uitzien van de schepping” duidt er op dat deze wereld nog niet ten volle verlost is,… in “barensnood” is, reikhalzend uitziend naar de voleinding, waarvan de Schrift ook duidelijk spreekt (zie Romeinen 8:19-22). Zoals Jezus leed, stierf en verrees, zó moet ook deze wereld lijden, sterven, strijden, om tenslotte in het eindgericht (dwars door de vernietiging heen…) tot de opstanding te komen. Deze zijn de feiten in de Bijbel. Daarom is de Bijbel geen boek vol fabels, maar Gods Nieuwsbrief aan een wereld, verloren in schuld. Dit wetende, door de onderwijzing van de Heilige Geest, heeft de apostel Paulus doen neerschrijven: “Want ik houd het daarvoor (HSV: Want ik ben ervan overtuigd), dat het LIJDEN van deze tegenwoordige tijd niet is te waarderen (HSV: niet opweegt) tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. Want het schepsel, als met opgestoken hoofd (HSV: met reikhalzend verlangen), verwacht de openbaring (HSV: het openbaar worden) der kinderen Gods. Want het schepsel is aan de ijdelheid (HSV: aan de zinloosheid) onderworpen, niet gewillig, maar om Diens wil, Die het aan de ijdelheid onderworpen heeft; op hoop, dat ook het schepsel zèlf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid (HSV: van de slavernij) van het verderf (om te komen) tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij WETEN, dat het ganse schepsel tezamen zucht, en tezamen als in barensnood is TOT NU TOE.” (Romeinen 8:18-22)
Belangrijk Nieuws voor tijd en voor eeuwigheid: schepping van wereld en mens,… oorlog tussen volkeren;… opstaan van doden,… zieken worden genezen,… duivelen worden uitgeworpen,… Christus wordt gekruisigd – sterft, wordt begraven en verrijst uit het graf,… even zo vele berichten omtrent feiten. De mens heeft geen enkele grondreden (= basis), om deze feiten tot sprookjes te degraderen. Naast deze, zijn er natuurlijk ook feiten die ons, mensen, slecht van pas komen; waaraan wij maar liever niet denken: oud worden, ziek zijn, mijn buurman kan zich méér permitteren, mijn naaste doet het beter dan ikzelf, en zo zijn er meer van dit soort!
Er zijn, hélaas, maar weinig Christenen die juist dergelijke feiten weten te verwerken. Vaak wordt de weg van de minste weerstand gekozen en worden moeilijk te verteren feiten verdoezeld. Voorwaar, een gevaarlijke zaak!! Denken wij maar eens hieraan: wanneer een piloot de waarschuwing van zijn controle-instrumenten negeert, valt hij te pletter. Het is belangrijk dat wij verstaan dat God ons geen toeschouwers heeft gemaakt in een wereld die wij als een film kunnen beleven en die ons verder niets aangaat; maar dat wijzelf de spelers zijn op het wereldtoneel, en het is van het grootste belang dat wij de ons toebedeelde rol naar beste weten en kunnen spelen. Want God roept ons tot verantwoording! Amen.
Voor de waarachtig gelovige zijn de feiten in de Bijbel “berichten van God”, en waar deze wereld van Godswege wordt bestuurd, daar zijn ook de feiten in de wereld “tekenen van God Zelf”. Jezus Christus wil ons een open oog geven voor die tekenen: “Als het avond geworden is, zegt gij: Schoon weer; want de hemel is rood; En des morgens: Heden onweer, want de hemel is droevig rood. Gij geveinsden! het aanschijn van de hemel weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden?” (Mattheüs 16:2b-3)
Zó kunnen wij de gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis dan pas als “tekenen van God” verstaan, indien wij GELOVEN dat God in Christus deze wereld regeert;… dat “God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was” (zie 2 Korinthe 5:19a). Maar wat heeft dan geloven voor zin?? Kunnen wij de feiten niet béter begrijpen langs de weg van ons “denken”??? Neen, duizendmaal NEEN. Waarom niet?!? Omdat ons denken niet alleen betrekkelijk is, maar het schept feiten; en het blijft een open vraag of deze feiten goed of slecht zijn. Wat wij bedoelen?!? Het volgende…
Laten wij niet vergeten: ons denken heeft ook geweren, granaten, kanonnen, en de gemeenste bommen gemaakt! Als wij over al deze dingen diep nadenken, komen wij tot de conclusie: het menselijk denken, ons zogenaamd gezond verstand, staat op de grens van waarheid en leugen! De geschiedenis van de zondeval in de Bijbel leert ons dat de mens alwetend wilde worden door God af te wijzen en de satan te geloven. Hij (= satan) wilde door de kennis als God worden. Dat nu wil de hedendaagse mens nog evenzeer. Wáár ligt het criterium, de grens voor ons denken en handelen?!? Bestudeer Genesis 3 en laat u overtuigen!
Van de eerste tot de laatste bladzijde demonstreert de Bijbel ons zo duidelijk dat het denken van de tegen-God-rebellerende-mens faalt,… tot een bankroet leidt! De apostel Paulus schrijft in de Romeinenbrief: “Omdat zij, God KENNENDE, Hem als God niet hebben verheerlijkt of gedankt; maar zijn verijdeld geworden in hun overleggingen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden” (Romeinen 1:21). En in zijn Brief aan de Gemeente van Korinthe stelt hij het zó: “Want nademaal (= aangezien, daar), in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend DOOR DE WIJSHEID, zo heeft het God behaagt, door de dwaasheid van de prediking, zalig te maken, die geloven.” (1 Korinthe 1:21)
Hebben wij weleens hierbij stilgestaan: de eigenlijke drijfveer voor ons denken is het geloof. Wij laten hieronder enige voorbeelden volgen: Als wij trouwen, hopen wij dat ons huwelijk gelukkig zal worden. Wij weten het niet, want wij kunnen noch de medemens noch de toekomst doorgronden. Als twee jonge mensen geen vertrouwen hebben dat de toekomst de vervulling van hun wensen, plannen en nog veel meer in zich bergt, zullen zij het leven niet meer aandurven. Zo hangt alles af van geloof, want daar is geen echt leven te léven, wanneer alles van de toekomst van tevoren is uitgerekend. Mogen wij dit toch goed verstaan. Het is “het beginsel van de hoop” dat ons leven richting geeft. Halleluja! Amen. Zo dan, niet datgene wat wij reeds verkregen hebben maakt ons leven uit, maar wel hetgeen nog in de toekomst verborgen ligt.
Gods Woord leert, dat het ware geloof niet uit de mens is. God schenkt “het” geloof. Wij raken op een dwaalspoor, en missen zodoende het doel, wanneer wij “geloofsfeiten” gaan devalueren om aan de tijdgeest tegemoet en bij de “zich-van-God-afkerende-moderne-mens” in het gevlei te komen! Ons Christelijk geloof heeft te maken met ons hele bestaan; ja, met alles in deze wereld, al is het zelf niet van deze wereld. Ons Christelijk geloof wordt “bloedloos” zodra wij het gaan “vermengen” met de opvattingen en begrippen van de wereld.
Dat zogenaamde onwankelbare geloof van de moderne mensen gaat uit van het valse dogma dat de wereld (als een soort machine) bediend kan worden. God regeert en niemand anders! Al ons menselijk denken, al ons geloof, ontvangen uit genade, moet ons brengen tot Hem, Die de Gever en Bron is van alles; en wij zullen pas rust vinden als wij rusten in Hem. Het is dit doel, deze bestemming, welke slechts bereikt kan worden DOOR en IN het waarachtig geloof in de Here Jezus Christus. Glorie voor Hem, Die de zondaar liefheeft met een mateloze liefde en Zichzelf heeft gegeven om ons te redden van het verderf,… van eeuwige verdoemenis!!
Wanneer de mens zijn vlucht zoekt in zijn zo hoog opgevoerde techniek en wetenschap, en daarin zijn vertrouwen stelt en daarop zijn hoop legt, verzwakt zijn geloofsleven hoe langer hoe meer, om tenslotte geheel uitgeblust te worden. Het stoffelijke heeft alsdan de plaats ingenomen van het bovennatuurlijke. Rampzalige gevolgen kunnen niet uitblijven. Een mensenleven waarin God niet meer kan spreken, omdat Hij door de mens wordt afgewezen, is een gevangenis gelijk. De wetenschap met haar kritiek maakt de persoonlijke ontmoeting met God in een levend contact onmogelijk. Met deze afbraak van het Christelijk geloof voltrekt zich het drama, en vrees en angst vullen de ziel!!
EINDE deel 1
Wordt vervolgd
***********************************************************************************