Openbaring 02 vers 1-7

KLIK HIER als u hoofdstuk 2 wilt uitprinten of downloaden.

De OPENBARING aan Johannes

De brieven aan de 7 Gemeenten

Algemene beschouwing met betrekking tot deze brieven

Hoe hoogst ernstig en hoe plechtig klinken Jezus’ woorden in deze brieven! De Gemeente van Jezus op aarde wordt namelijk door haar Hoofd verantwoordelijk gesteld voor het aan haar, in zulk een volheid, geschonken Licht. Zij is daarom onderworpen aan het alziend Oog van haar Heer. Als “Draagster van het Licht” op aarde, is ze geroepen om dat Licht in deze duistere wereld te laten uitstralen en zodoende te getuigen van beide, Gods wondervolle genade in Christus en het toekomende oordeel.
Heeft de Gemeente aan deze hoge roeping beantwoord… of heeft zij hierin gefaald? Helaas! het laatste is het geval, en derhalve wacht haar het rechtvaardige oordeel Gods, nadat haar Rechter eerst Zijn vinger heeft gelegd op iedere wond (of zere/verkeerde plek) in de Gemeente en haar die duidelijk heeft voorgehouden.
Waarom is Zijn oordeel over haar zo streng? Omdat de Gemeente is:

  1. het Lichaam van Christus,
  2. een heilige tempel in de Here,
  3. Gods tempel op aarde.

Deze “heilige tempel in de Here” wordt “gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de Hoeksteen is” (Ef. 2:20, HSV). Paulus leert ons deze intense waarheid in zijn brief aan de Efeziërs. Petrus betuigt ons, dat de gelovigen “als levende stenen worden opgebouwd tot een geestelijk huis” (zie 1 Petr. 2:5).
Het is vanzelfsprekend, dat tot “het Lichaam van Christus” slechts “wedergeborenen” kunnen behoren en dat in Gods heilige tempel alleen maar “levende stenen” (zie 1 Petr. 2:5) kunnen worden gebruikt ter samenvoeging. Paulus spreekt in zijn aan de Korinthiërs geschreven brief (zie 1 Kor. 3:10-23) over de Gemeente als van “Gods tempel” hier op aarde, die onder de verantwoordelijkheid van de mens is gesteld! In deze Gemeente zijn de mensen “Gods medearbeiders” (zie 1 Kor. 3:9). Zo kan de mens op het eenmaal gelegde fundament bouwen met: “goud, zilver, edelstenen”, maar ook met “hout, hooi, stro” (zie 1 Kor. 3:12); dingen, die door Gods oordelend Vuur zullen vergaan! Het is in dit licht, dat de Gemeente in deze 7 brieven wordt beschouwd, omdat zij, zoals gezegd is, de verantwoordelijke draagster van het Licht is… Zij is als zodanig verantwoordelijk voor haar leven en gedrag voor het forum van deze wereld.
Een dienstknecht is geroepen tot het dienen van zijn Meester. Als hij in het dienen op deze of gene wijze fraudeert, dan houdt zijn “knechtschap” niet op, maar wordt het volgende oordeel over hem, als dienstknecht, uitgesproken: “Werp de onnutte slaaf[1] (SV: dienstknecht) uit in de buitenste duisternis” (Matth. 25:30a, HSV) en hij zal “delen in het lot van de huichelaars (SV: geveinsden) (zie Matth. 24:51, HSV). Wat mogen wij constateren? Dat een dienstknecht van de Here wordt geoordeeld naar de waarheid van zijn belijdenis!
Wij mogen met betrekking hiermee een parallel zien in datgene, wat Israël is overkomen in de loop van de geschiedenis. Israël werd door God Zelf geroepen om Zijn Naam hoog te houden in de haar omringende wereld – zij was daartoe apart gezet – zij moest Gods Naam verheerlijken, maar faalde… Zij werd verantwoordelijk gesteld en… van haar plaats geweerd!
De vijgenboom had wèl bladeren, maar toen de Here kwam, vond Hij geen vrucht en toen zei Hij: “Van u komen in eeuwigheid géén vruchten meer!” Het gevolg hiervan was, dat “de vijgenboom verdorde” (zie Matth. 21:19).
Israël werd als volk verworpen! Maar dit doet niet af aan de getrouwheid van JaHWeH-God. Gods uitnemende genade trok uit hen “een overblijfsel”, het ware zaad Abrahams. Het volk als zodanig werd echter terzijde gesteld.
God is lankmoedig, maar als de WIJNSTOK, na alle aangewende pogingen, geen vrucht WIL voortbrengen, dan wordt hij onherroepelijk afgesneden.
Romeinen 11 leert ons duidelijk dat God Zijn “olijfboom”, die Hij op aarde heeft geplant, op gelijke wijze behandelt, als Hij Zijn volk, dat toentertijd deze “olijfboom” uitmaakte, eertijds behandelde. Hierin mogen wij de goedertierenheid Gods aanschouwen over allen, die in getrouwheid Hem willen dienen, maar ook Zijn strengheid voor de trouwelozen! Geprezen zij Zijn dierbare Naam!
“Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God: strengheid over hen die gevallen zijn, over u echter goedertierenheid, als u in de goedertierenheid blijft. Anders zult óók u afgehouwen worden.” (Rom. 11:22, HSV)
Laten wij dus nooit vergeten, dat God gerust kan verwerpen, zonder te kort te doen aan Zijn getrouwheid, omdat er uitsluitend sprake is van VERANTWOORDELIJKHEID. Het is deze overweging, die ons doet beseffen, dat de brieven aan de 7 Gemeenten ons een profetisch overzicht moeten geven van DE GESCHIEDENIS VAN DE CHRISTELIJKE KERK van het begin tot het einde.
Letten wij op de hier volgende punten, zo wordt het ons óók duidelijk, dat deze brieven óók gelden voor GODS KERK OP AARDE IN HET ALGEMEEN:

  1. De kenschetsende woorden met betrekking tot deze profetie zijn van ALGEMENE AARD: “Zalig is hij…” (zie Openb. 1:3).
  2. Alle 7 brieven dienen bewaard te worden, zij moesten “geschreven worden in een boek”, vanwege het verband, dat zij hebben met de Gemeente.
  3. De leringen en waarschuwingen zijn voor ALLE heiligen van ALLE eeuwen, immers zij gelden een IEDER, “die oren heeft om te horen; een ieder, die een hart heeft om te verstaan.
  4. Het is opvallend en toch weer profetisch juist, dat juist déze Gemeenten gekozen zijn en dat hun aantal op 7 is bepaald. Zeven is het getal van Goddelijke volkomenheid. Dit getal treedt speciaal in het Boek Openbaring op de voorgrond, zoals wij reeds eerder hebben opgemerkt. Daar waren natuurlijk meer gemeenten in Klein-Azië, dan de hier genoemde; maar deze 7 zijn door de Heilige Geest genomen, omdat deze – hetgeen geschiedkundig zeker is vast te stellen – zich werkelijk bevonden in de geestelijke conditie, die hier zo levendig is beschreven. Juist deze geestelijke condities had de Heilige Geest om ons een complete (lees: volkomen) schildering te kunnen geven van de gehele geschiedenis van de Christelijke Kerk op aarde.

Onweerlegbaar is daar een “zedelijke volgorde” te constateren in alle brieven. Wij onderscheiden dan een vast plan: het kwaad, dat heel klein begint en enkel door de Here wordt gezien, dat gaandeweg toeneemt en daardoor zichtbaar wordt. Eerst wordt “het verlaten van de eerste liefde” door de Gemeente van Efeze in de eerste brief onthuld, dan de vereniging van Gemeente en wereld in Pergamus, daarna de afgoderij in Thyatira en tenslotte de toestand in de Gemeente van Laodicéa, die door de Heer “uit Zijn mond wordt gespuwd…” Hoe klein begon alles in Efeze, hoe angstwekkend is de uitgroei in Laodicéa!
Het is door deze beschreven zedelijke condities, waarin deze Gemeenten verkeerden, helemaal niet moeilijk hierin de diverse toestanden te ontdekken, die in de geschiedenis van de Christelijke Kerk worden aangetroffen. Zó en niet anders wordt de Gemeente op aarde, zijnde voor God verantwoordelijk, van het begin tot het einde, van haar opgang tot het slot van haar bestaan, in de verschillende toestanden, waarin zij achtereenvolgens wordt aangetroffen, profetisch beschreven.
Het is een opmerkelijk feit, dat in de eerste drie brieven de vermaning: “Wie oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt” komt vóór de beloften, die aan de overwinnaar worden gegeven, terwijl in de daarop volgende 4 brieven… diezelfde vermaning komt nà de beloften. Zou de Here Jezus Christus hiermee een bepaald plan voor ogen hebben gehad bij de opstelling van de brieven? Wij krijgen het antwoord op deze vraag bij de verdere beschouwing van de profetische inhoud van die brieven.
Laat mij nu ter wille van de duidelijkheid puntsgewijs noemen, wat bij de beschouwing van de profetische inhoud van de brieven voortdurend in acht moet worden genomen:

  1. Deze 7 lokale Gemeenten bestonden in de dagen van Johannes… en verkeerden daadwerkelijk in de geschetste toestand.
  2. De gegeven leringen en vermaningen zijn dienstig voor alle Christenen en alle Gemeenten in alle eeuwen, óók de vertroostingen erin vermeld.
  3. Alle brieven bevatten een profetische beschrijving van verschillende toestanden (fasen), waarin de Christelijke Kerk op aarde achtereenvolgens komen zou, vanaf de dagen van de apostel tot het einde toe. Wij hebben hier dus te maken met de “geprofeteerde geschiedenis” van de Christelijke Kerk, van haar begin tot haar uitgroei en voleinding in deze laatste tijdsbedeling, de bedeling van de Gemeente of die van de genade (zie onderstaande schets).

Schematische afbeelding van “Gods Raadsplan der Eeuwen”

God Zelf deelt ons hier mede, wat er in de loop van de geschiedenis met Zijn Kerk zou gebeuren. God oordeelt hier in Zijn Licht en naar Zijn opperste Wijsheid en Heiligheid. Hierdoor zien wij alle dingen, toestanden en condities, zoals zij in werkelijkheid zijn.
De wijze waarop de Here Jezus Christus  Zich aan elke Gemeente voorstelt, staat in onverbrekelijk verband met de toestand, waarin die bepaalde Gemeente zich bevindt; terwijl in elke brief Christus wordt voorgesteld in dat bijzondere karakter, waaronder Hij het oordeel zal uitvoeren. Bijzondere beloften worden gegeven om het geloof van hen, die zich in bepaalde beproevingen bevinden, te sterken, waardoor én genade én barmhartigheid, welke zo nodig zijn bij de bijzondere omstandigheden, waaronder elk van de 7 Gemeenten verkeerde en verkeert, geopenbaard worden.

Uiteindelijk worden in elke brief de ogen van de getrouwen gericht op de tijd van de uiteindelijke overwinning en zegepraal, en op het heerlijke voorrecht van allen, die als overwinnaars op die dag zullen staan! Wanneer wij de verdere inhoud van deze 7 brieven zullen beschouwen, zullen wij gelegenheid genoeg hebben om hierop uitgebreid terug te komen. Laat ons daarom volhardend bidden, dat onze Here ons allen “oren zal geven om te horen” en harten om te verstaan!
Alvorens deze 7 brieven achtereenvolgens te behandelen, zullen wij eerst de hierop betrekking hebbende schaduwbeelden in ogenschouw nemen. Deze werden gevonden in de destijds aan Israël gegeven tabernakeldienst en wel de dienst, die op de Grote Verzoendag werd verricht. Deze hoogst belangrijke dag is niet alleen een wondervol schaduwbeeld van de DOOD en OPSTANDING van onze Here Jezus Christus, maar hij spreekt ons eveneens van de VERZOENING èn VERVOLMAKING van Zijn Bruidsgemeente vóór Christus’ Tweede Komst. Op die Grote Verzoendag ging Israëls hogepriester “het Heilige der Heiligen” binnen om met het bloed van de offerdieren – de var (= een jonge stier) voor hemzelf en de bok voor het volk – verzoening te doen door eerst wat van het bloed OP HET VERZOENDEKSEL van de Ark des Verbonds ZEVENMAAL te sprenkelen, om daarna wat van datzelfde bloed VOOR HET VERZOENDEKSEL, OP DE AARDE, ook weer ZEVENMAAL te sprenkelen… Daarna treedt hij uit “het Allerheiligdom” en gaat dan naar het wierookaltaar om ook dat te besprenkelen, 7 MAAL, met hetzelfde offerbloed (zie Lev. 16:14-15 en 19). Deze handelingen op de Grote Verzoendag, schaduwbeelden als zij zijn, vormen een heenwijzing naar de “laatste boodschap” van de verheerlijkte Christus aan de 7 GEMEENTEN. Een ZEVENVOUDIGE VERMANING tot bekering en volharding, een ZEVENVOUDIG WOORD van Christus, dat met bloed besprenkeld als het ware, dient tot verzoening en vervolmaking van Zijn Bruidsgemeente.
Hierin mogen wij de Hogepriester zien, Die op grond van Zijn eigen bloed-offerande een zevenvoudige besprenkeling ten diensten van Zijn Gemeente stelt. Het resultaat van deze zevenvoudige besprenkeling – geestelijk te beschouwen alstublieft! – is een zevenvoudige belofte als vrucht. Elke belofte – wij zullen dit onderwerp straks nader beschouwen – is onafscheidelijk verbonden aan een bepaalde plaats in het Koninkrijk der Hemelen, de hemelse Tabernakel Gods. Daar zullen wij Hem zien en voor eeuwig met Hem zijn! Halleluja! Alle vervulde plaatsen tezamen vormen een samengesteld beeld van de Gemeente, gevormd vanaf de Pinksterdag tot de vervolmaking van de Gemeente op het einde van deze tijdsbedeling.
Laat ons altijd voor ogen houden, dat de uiteindelijke vervulling van Gods Plan der eeuwen is: de openbaring van een volmaakte Gemeente, de Bruidsgemeente, en het voortbrengen van de voleinding van Gods verborgenheid, zoals wij dat aangestipt vinden in Efeze 5:25-27 en Openbaring 12:1.

  • Efeze 5:25-27 (HSV): “…zoals ook Christus de Gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord, opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een Gemeente zonder smet (SV: vlek) of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos (SV: onberispelijk) zou zijn.”
  • Openbaring 12:1 (HSV): “En er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw[2], bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren.”

Dit werk van Christus, dit reinigen en heiligen van Zijn Gemeente, heeft dus plaats met een bepaald doel, namelijk: het vormen van EEN ZONDELOZE GEMEENTE… DE BRUIDSGEMEENTE, GEREED GEMAAKT VOOR DE BRUILOFT[3] VAN ALLE EEUWEN! Glorie voor God!

1. De brief aan de Gemeente te Efeze

Openbaring 2:1, “Schrijf aan de engel van de Gemeente in Efeze: Dit zegt Hij Die de 7 sterren in Zijn rechterhand houdt, Die te midden van de 7 gouden kandelaren wandelt:…”
De Gemeente van Efeze is “de verdraagzame, geduldige Gemeente” gedurende de periode van 70 na Christus tot 170 na Christus.
Onder de bediening van de apostelen tot ongeveer het jaar 70 na Christus stond zij in de wondervolle kracht van de Heilige Geest en werd zij in toenemende mate vervolgd. Oud geworden nam het vuur af, en tenslotte verliet zij de eerste liefde.
De Heer Jezus verschijnt aan deze Gemeente als Degene, Die met alle macht en gezag is bekleed. Hij wandelt hier te midden van de gouden kandelaren om toe te zien of deze wel helder branden en het Licht, dat door Hemzelf werd ontstoken, goed verspreiden.
Deze toenmaals in Efeze gevonden algemene karaktertrekken en toestand corresponderen met die van de gehele Christelijke Kerk van het eind van de apostolische eeuw. Het waren dus niet de algemene karaktertrekken en toestand, die er in het begin waren.
De Here verkoos deze Gemeente om de toestand in Zijn Kerk in een helder licht te stellen. Immers, ook deze Gemeente verkeerde in het begin in een rijk gezegende toestand. Uit de brief van Paulus aan Efeze blijkt duidelijk, in welk een rijke mate deze Gemeente Gods liefde genoot. Dit is waarlijk hoogst ernstig!
Wij leren hier verstaan, dat kracht moet worden gezocht alléén in een VOORTDURENDE GEMEENSCHAP MET ONZE HEER… in waken en bidden!
En bovendien, staat er niet geschreven: Wie zoekt, die vindt (zie Matth. 7:8b).

Openbaring 2:2-3, “Ik ken uw werken, uw inspanning en uw volharding (SV: lijdzaamheid), en weet dat u slechte mensen niet kunt verdragen, en dat u hen op de proef hebt gesteld (SV: beproefd hebt) die van zichzelf zeggen dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat u hebt ontdekt dat zij leugenaars zijn. En u hebt moeilijkheden verdragen, en volharding getoond. Om(wille van) Mijn Naam hebt u zich ingespannen (SV: gearbeid) en u bent niet moe (of: moedeloos)geworden.”
Wij bemerken hoe onuitsprekelijk groot de liefde van Jezus is, als wij deze verzen lezen! Hij noemt alles op, wat prijzenswaardig is en met de tederheid van een liefdevolle vriend doet Hij haar gevoelen, hoe Zijn hart niet opgehouden heeft voor haar te kloppen in onveranderlijke liefde.
Hij wist, dat zij de slechte mensen niet kon verdragen, en dat zij de valse apostelen, die na de dood van Jezus en die van Zijn apostelen zo gemakkelijk konden optreden, had ontmaskerd en ook verworpen.
Hij wist, dat zij in dit lijden niet moe/moedeloos was geworden en dat zij omwille van Zijn Naam veel geduld/volharding aan de dag had gelegd.
Maar hoe prijzenswaardig dit alles ook was, toch ontbrak nochtans dàtgene, wat voor ‘s Heren hart alléén begeerlijk was.
Werken, arbeid en volharding waren aanwezig, maar waar waren het geloof, de liefde en de hoop, de grondslagen van het Christendom? Helaas (!) die waren nergens te vinden. Tot die Efeziërs kon niet gezegd worden, wat Paulus zei tegen de Thessalonicenzen:
“…zonder ophouden denken aan (SV: gedenkende) het werk van uw GELOOF, de inspanning van uw LIEFDE en de volharding van uw HOOP op onze Heere Jezus Christus,…” (1 Thess. 1:3, HSV)
De toestand in Efeze kon naar MENSELIJKE maatstaven zeker gezond en geestelijk worden genoemd, maar de Heer ziet niet aan, wat voor ogen is, maar dringt door tot de BODEM van het hart! En daar zag Hij, hoe bij al dat goede de ware beweegreden, die aan alles een lieflijke geur moest verlenen, ontbrak…

Openbaring 2:4, “Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten.”
Hoe bedroevend en pijnlijk is dit voor Jezus! Immers, al is een huisvrouw nog zo zorgvol, ijverig en ordelievend, al probeert zij op alle mogelijke wijzen haar huis goed te besturen… als zij haar eerste liefde heeft verlaten, is toch voor het hart van de man het kostelijkste, ja, ALLES verdwenen!
Laat een vreemde de deugden van zulk een vrouw hoogschatten, eren en prijzen, maar haar echtgenoot kan slechts met kommer, pijn en smart aan haar denken…
De liefdeband, die vroeger hun harten samen-snoerde, is verslapt en kan slechts door terugkeer tot die eerste liefde hersteld worden.
Aldus is het gesteld met Christus en de Gemeente… Het getuigenis van de Gemeente moge naar buiten nòg zo krachtig en beslist zijn, toch zal de Here slechts datgene erkennen, wat in het Hem toegewijde hart de vrucht is van Zijn eigen, zelfopofferende en onbaatzuchtige liefde!
Hij heeft Zijn Gemeente, die Hij heeft gekocht met Zijn eigen levensbloed, lief met een liefde, die sterker is dan alle haat en vijandschap van de wereld. Daarom is het, dat Hij zo in Zijn hart verlangt, dat ook Hij alléén haar liefde wegdraagt, en dat zij zich om Zijnentwille van de wereld zal afzonderen en zichzelf rein zal bewaren.
Heel dikwijls verstaat men onder deze “eerste liefde” de vreugde en opgewondenheid van pasbekeerde zielen over de zaligheid, die hun deel is geworden nà een hartgrondige bekering. Later, als deze blijdschap rustiger is geworden, en alle opgewondenheid verdwenen is, zegt men dan, dat zo iemand “de eerste liefde heeft verlaten.”
Hierin vergist men zich schromelijk! “Dat gelukkige gevoel van vergeving en verlost zijn” is geenszins de eerste liefde. Het kan goed mogelijk zijn, dat menige ziel die eerste liefde nooit heeft gekend, want de eerste liefde is HET GEHECHT-ZIJN AAN JEZUS, zó, dat men met Paulus kan zeggen: “Het leven is voor mij Christus” (zie Filip. 1:21) en “ik beschouw ook alles als schade vanwege de voortreffelijkheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heere” (zie Filip. 3:8) Hoe wondervol, driemaal wondervol!

Openbaring 2:5a, “Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken.”
Die Gemeente te Efeze, in profetische zin dus de gehele Gemeente op aarde, was uit de eerste liefde gevallen. Het enige dat haar nog redden kon, was BEKERING!
Alleen een berouwvolle terugkeer tot die eerste liefde met als vrucht daarvan “de eerste werken” kon haar behouden. Deze “eerste werken” waren werken, die voortvloeiden uit de eerste liefde. Zulke werken zouden het hart van Christus kunnen bevredigen.
Heeft de Gemeente van Efeze zich dan bekeerd? Helaas (!) deze Gemeente keerde niet terug naar haar eerste liefde… al waren onder haar nog vele getrouwen… Dit NIET terugkeren tot de eerste liefde, maar er zelfs verder van AFDWALEN vond plaats, niettegenstaande de hoogst ernstige waarschuwing, die in vers 5b volgt:

Openbaring 2:5b, “Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.”
Omdat zij weigerde de draagster van het Licht te zijn en de verkondigster van de Waarheid, zou “haar kandelaar van zijn plaats worden geweerd”. Dit betekent niets minder, dan dat zij zou ophouden de getuige van Christus te zijn.
Hoe zoet en vertroostend is het voor het mensenhart, als na deze dreigende woorden het volgende wordt vernomen van ‘s Heren lippen:

Openbaring 2:6, “Maar dit hebt u vóór, dat u de werken van de Nikolaïeten haat, die ook Ik haat.”
Jezus WEET niet alleen te vermanen en te straffen; o neen, meer dan dat weet de Heiland te waarderen en te prijzen. Hij zou zeker niet voorbijgaan aan een houding van Zijn door Hem zo teer beminde Gemeente, indien deze houding prijzenswaardig was!
Niettegenstaande een intense verkoeling van haar liefde, was er toch overeenstemming tussen haar en haar Hoofd in de veroordeling van de werken der Nikolaïten. Deze “Nikolaïten” misbruikten de genade Gods op een ergerlijke wijze om hun vleselijke begeerten te kunnen botvieren. Door te handelen op een wijze zoals zij, maakten zij Christus tot “een dienstknecht van de zonde”! Geen wonder, dat de Heer Jezus Christus dezulken haat. Onheiligheid vergoelijken is niets anders dan de genade van God MISBRUIKEN! Laten wij dit alstublieft niet vergeten! Welgelukzalig zijn wij, indien wij haten, wat de Heer haat en enkel OMDAT Hij HET HAAT. Amen.

Openbaring 2:7a, “Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de Gemeenten zegt.
Aldus roept de Here Jezus waarschuwend uit. Meteen wordt aan de overwinnaars een heerlijke belofte gegeven met de volgende bewoordingen:

Openbaring 2:7b, “Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.”
De mens, gezet in de Hof van Eden, verviel in zonde; het aardse volk van God werd vanwege zijn ontrouw en rebellie verworpen. OOK de Gemeente gaat haar verderf tegemoet, tenzij zij zich bekeert en haar plaats als verantwoordelijk Lichaam inneemt.
Eenmaal sloop de zonde het aardse paradijs binnen en de mens, bedrogen door de arglistigheid van de slang, werd eruit gejaagd.
Thans OPENT het paradijs Gods, die in de hemelen is, haar poorten voor de verloste en van zonde vrijgemaakte mens. Nimmer zal deze daaruit worden verdreven; het zoenbloed van de Here Jezus Christus staat daar borg voor! Geprezen zij de Naam des Heren!
Hij heeft voor de overwinnaars “een nieuwe plaats” van eeuwige rust en verkwikking bereid. Halleluja! Daar staat de “Boom des Levens”; de onuitputtelijke Bron van het Leven uit God, waaraan al Gods kinderen deel zullen hebben. Niet krachtens onze verantwoordelijkheid of ook iets van die aard, maar… op grond van de eeuwige verlossing, die IN CHRISTUS JEZUS is, naar het eeuwig voornemen en raadsbesluit van de Here God Zelf; Hèm zij dan ook al de eer èn glorie èn dank!

Aantekening
Efeze heeft:

  • als LOFPRIJS:                               “Tegen alle kwaad en valse profeten.”
  • als VEROORDELING:                  “De eerste liefde verloren.”
  • als TITEL VOOR CHRISTUS:    “Degene Die vasthoudt.”

CJH Theys [4]
(1903 – 1983)

KLIK HIER voor het vervolg van hoofdstuk 2.


.
[1] Het woord “slaaf” heeft bij ons een nare klank, maar m.i. is het een goede vertaling, omdat Hij waarlijk onze “Heer en Meester” is, want… “Hij heeft ons gekocht en betaald” met Zijn eigen Bloed! (noot AK)
[2] Zie eventueel op onze website het artikel Een ANDER geluid – Wie is de VROUW uit Openbaring 12?, van A. Klein. (noot AK)
[3] Zie eventueel op onze website de studie Er komt spoedig een Goddelijke Bruiloft hier op aarde, van E. van den Worm. (noot AK)
[4] De Bijbelverzen zijn weliswaar omgezet naar de HSV-vertaling (soms met een gedeelte van de SV erbij vermeld), maar aan de oorspronkelijke (taalkundig wat oudere) tekst is – vooral vanwege tijdgebrek – weinig gewijzigd. (noot AK)

.

Een reactie op Openbaring 02 vers 1-7

  1. E.M. Evers Slegers zegt:

    Nog is het niet te laat !
    En kunnen wij omkeren en de goede weg bewandelen.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s