KLIK HIER als u hoofdstuk 2 wilt uitprinten of downloaden.
De OPENBARING aan Johannes 
De brieven aan de 7 Gemeenten (vervolg)
2. De brief aan de Gemeente te Smyrna
Het is een bijzonder opmerkelijk feit, dat wij in deze brief geen enkele vermaning, noch bestraffing opgetekend vinden!
Openbaring 2:8-9, “En schrijf aan de engel van de Gemeente in Smyrna: Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood is geweest en weer levend is geworden: Ik ken uw werken, verdrukking en armoede – u bent echter rijk – en Ik ken de lastering van hen die zeggen dat zij Joden zijn, maar het niet zijn; zij zijn namelijk een synagoge van de satan.”
Het betreft hier “de Gemeente van de martelaren”,…de Christelijke Kerk, daterend vanaf 170 na Christus tot 312 na Christus.
Deze Smyrna-Gemeente heeft VERDRUKKING en een grote mate van ARMOEDE gekend. Hoe bemoedigend is het, wanneer de Here dan spreekt van: “IK KEN… uw verdrukking èn armoede”. Het is de Christen genoeg, wanneer Jezus alles weet. Immers, er valt geen haar van ons hoofd zonder Gods wil… Dit te mogen geloven is een Christen tot troost. Amen.
De soort van verdrukking met vervolgingen, die de Christelijke Kerk te verduren heeft gehad, besloeg een tijd van ongeveer 150 jaar lang. De geschiedenis verhaalt, dat miljoenen Christenen de dood verkozen, omdat zij Christus niet wilden verloochenen! Welk een prijzenswaardig voorbeeld! De catacomben van Rome kunnen getuigen van deze miljoenen martelaren, waarvan de beenderen in de nauwe doorgangen van die onderaardse gewelven werden verbrand.
Maar gelijk zij in hun dagen om de dood niet treurden, als iemand die geen hoop heeft, ze óók wij in onze tijd. Al worden wij nòg zo verdrukt en vervolgd, als is onze armoede nòg zo groot, nochtans zijn wij rijk: wij zijn “erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus” (zie Rom. 8:17). Geprezen zij zijn Naam!
Behalve door verdrukking en armoede leden de Christenen toentertijd ook door de lastering van diegenen, die zeiden Joden te zijn, maar waren het niet. INTEGENDEEL: zij waren“een synagoge van de satan”!
Het is vertroostend in verband met het bovenstaande het volgende te overdenken en te verstaan: “Smyrna” is het Griekse woord voor “mirre”. En “mirre” is een benaming voor een BITTERE, maar GEURIGE gomsoort. Deze was één van de samenstellende[1] ingrediënten van “de heilige zalfolie” (zie Exod. 30:23) en is onafscheidelijk verbonden aan Jezus’ geboorte, leven en dood!
En zó zal de geur van de liefde en de getrouwheid van de Smyrna-Gemeente voor en aan haar Heiland in verdrukking, vervolging en sterven als een wierook zijn opgestegen tot Gods troon van genade.
Zij, die als martelaren de dood in het aangezicht moesten zien, werden vertroost en gesterkt door de wetenschap, dat Christus de dood had overwonnen en op hen wachtte in hemelen vol van heerlijkheid. Daarvandaan de aanhef van deze brief.
Deze Gemeente had een ervaring tegenovergesteld aan die van Laodicéa. Van Smyrna wordt gezegd: “ARM, maar toch RIJK”; van Laodicéa daarentegen: “RIJK, maar in feite ARM”. Om dit goed te verstaan, is het aanbevelingswaardig om Handelingen 3:5-7 en hiervan in het bijzonder vers 6 te bestuderen in samenhang met Jakobus 2:5, reden waarom wij deze teksten hieronder ook citeren:
- “En hij (de kreupele) hield de ogen op hen gericht, omdat hij verwachtte iets van hen te ontvangen. (vers 6:) Petrus zei echter: Zilver en goud heb ik niet, maar wat ik heb, dat geef ik u: in de Naam van Jezus Christus de Nazarener, sta op en ga lopen! En hij greep hem bij de rechterhand en richtte hem op, en onmiddellijk werden zijn voeten en enkels vast.” (Hand. 3:5-7, HSV)
- “Luister, mijn geliefde broeders, heeft God de armen van deze wereld niet uitverkoren om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen te zijn van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben?” (Jak. 2:5, HSV)
Waarlijk, Gods rijkdommen zijn alleen voor hen, die Hem toebehoren!
Let op de VALSE claim van de zogenaamde “Joden” in vers 9 (van Openb. 2). De Heilige Geest leert in Romeinen 2:28-29 (HSV) “Want niet híj is Jood die het in het openbaar is, en niet dát is besnijdenis die in het openbaar in het vlees plaatsvindt, maar híj is Jood die het in het verborgene is, en dát is besnijdenis, die van het HART is, naar de geest, niet naar de letter. Zijn lof is niet uit mensen maar uit God.”
Wij geloven, dat er niet alléén in die dagen mensen gevonden worden, die beweren kinderen Gods te zijn, maar het in feite niet zijn; óók in deze tijd worden dezen in de Kerk van God gevonden. Het zijn diegenen, die door valse belijdenis en levenswandel ketterse (dit is: onbijbelse) leringen invoeren, terwijl zij daarbij waarachtige Christenen lasteren!
Dit soort lijden is één van de ergste soort. Het is veelal gemakkelijker om kwade dingen te verdragen van de zijde van echte “heidenen”, dit zijn “wereldlingen”, dan van hen, die de plaats van Christenen innemen en ook de naam dragen… De vijandschap van dezen is veelal groter dan van hen, die “buiten” staan.
In deze smartelijke verdrukking en grote nood spreekt Hij, “Die dood is geweest”, doch heeft getriomfeerd, omdat Hij “levend is geworden!” (zie Openb. 2:8). Prijst God! Hij, Die Zèlf in de diepste ellende is geweest, toen Hij Hier op aarde was, Die de “Via Dolorosa” heeft bewandeld als niemand anders, en Die de angsten en smarten van de dood heeft gesmaakt door onze zonden en ziekten in Zijn Lichaam op het kruis te dragen.
Waarlijk, “de Eerste en de Laatste”, de Almachtige God en Schepper van hemel en aarde, de Heer van het Heelal is Dezelfde, “Die dood is geweest”, maar Die thans “leeft in alle eeuwigheid”! (zie o.a. Openb. 4:10, 5:14, 10:6)
Ook wij nemen in onze levenssmarten de toevlucht tot Hem, Die alléén redden kan en bij Wie “uitkomsten zijn tegen de dood” (zie Ps. 68:21). Glorie voor Hem! Omdat Hij alléén God is, kan ook Hij alléén ons helpen en redden. En omdat Hij ook als mens… in dit aardse tranendal heeft geleefd, heeft geleden en is gestorven, kan Hij, nù als “Hogepriester” in de hemelen, “medelijden hebben met onze zwakheden” (zie Hebr. 4:15). Hij kan daarom ook medegevoel hebben met ons in al onze verdrukking en ellende.
Laten wij niet vergeten, dat al onze verdrukking en ellende het heil moeten bewerkstelligen in ons hart en leven tot verheerlijking van Zijn Naam… Hij laat dikwijls verdrukking en ellende in ons leven toe om ons te bewaren tegen gevaren, die ons verderop op onze levensweg zullen bedreigen, en die wij daarom niet zien.
Dan is er nog een ander soort lijden: een gemeenschap hebben aan het lijden van Christus, die wij beslist moeten onderscheiden van bovenvermelde “kastijding” van de Here.
Openbaring 2:10a-c, “Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat u verzocht wordt. En u zult een verdrukking hebben van 10 dagen.”
Lees in plaats van “verzocht”: BEPROEFD. In de handen van de Almachtige God is de duivel dikwijls een middel om uiteindelijk zegen te brengen; om zegen te doen komen in de levens van kinderen Gods.
Het is evenzovele malen onbegrijpelijk, maar wie is Gods raadsman geweest en wie zal Zijn alwijsheid doorgronden? Jobs geschiedenis is bekend genoeg en levert ons hiervan een schoon en treffend voorbeeld. Job[2] moest bekeerd worden van zijn eigengerechtigheid en God gebruikte… de vijandschap van satan ten opzichte van Gods kinderen, opdat Job zichzelf zou leren kennen en zich zou verfoeien, zich bekerend “in stof en in as” voor het heilig aangezicht van God! Als God zó handelt in ons leven, dan wil dat niet zeggen, dat Hij ons aan de satan overlevert, o neen (!) wij blijven te allen tijde in Gods bewarende hand. Halleluja!
Wij worden in ons geloof vele malen BEPROEFD, maar niet zwaarder dan wij kunnen dragen en NIET LANGER dan de Here heeft bepaald.
In vers 10c lezen wij van “een verdrukking van 10 dagen”.
Beschouwen wij deze brief aan Smyrna in “profetisch licht”, dan wordt met de afgeschilderde toestand die periode in de Christelijke Kerk bedoeld, waarin de Christenen de gruwelijkste vervolgingen van de zijde van de keizers van het toentertijd bestaande Romeinse Rijk ondergingen,… hetgeen volgens de Kerkgeschiedenis in de 2de en 3de eeuw van onze jaartelling heeft plaats gehad.
Er vonden 10 op elkaar volgende vervolgingen plaats, waarvan de allerlaatste gedurende het bewind van keizer Diocletianus. Toen stroomde het bloed van de martelaren juist TIEN lange jaren!
In de “Algemene Geschiedenis van de Christelijke Kerk” vinden wij de aantekening, dat dit profetisch gebeuren wel gerekend mag worden tot één van de merkwaardige vervullingen van Woord van de Here. Gedurende deze tijdsperiode waren er voor de lijdende Christelijke Kerk géén ander lichtpunten, dan de DOOD en OPSTANDING van de Here Jezus Christus.
Aan het eind van de apostolische Eeuw wordt ons in “de Gemeente van Efeze” het “verlaten van de eerste liefde” geschilderd (zie Openb. 2:4), terwijl de in deze brief besproken vervolgingen, zoals wij zojuist al vermeld hebben, plaats vonden in de 2de en 3de eeuw.
Wij hoeven ons niet te verwonderen over deze volgorde; want waar de eerste liefde wordt verlaten en de harten dus niet meer uitsluitend aan Hem gehecht zijn, daar moet als noodzakelijk gevolg zijn: AFWIJKING VAN DE ZUIVERE LEER – WERELDSGEZINDHEID en COMPROMIS! Het is in de geschiedenis van Gods kinderen een vele malen voorkomend feit, dat in dergelijke gevallen de Here verdrukkingen en vervolgingen, die onder Zijn toelating ontstaan, gebruikt om Zijn afvallige kinderen weer terug te trekken op de “eeuwige weg”, nadat zij door zulke zware vuurproeven gelouterd zijn. Het is echter treurig maar waar, dat wij uit de verslagen van de kerkgeschiedenis moeten constateren, dat de Kerk als geheel NOOIT IS TERUGGEKEERD TOT DIE EERSTE LIEFDE! Integendeel, elke volgende brief zal ons een verdere en grotere afdwaling doen zien, die ten slotte culmineert (d.i. zijn toppunt bereikt) in WERELDGELIJKVORMIGHEID!
Wis en waarachtig zal God de vervolgers en verdrukkers van Zijn kinderen rechtvaardig oordelen:
- “En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen.” (Openb. 20:14-15, HSV)
- “Maar wat betreft de lafhartigen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, ontuchtplegers, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt. Dit is de tweede dood.” (Openb. 21:8, HSV)
Welk een heerlijk bewustzijn en vertroostende zekerheid hebben wij hier: NIEMAND KAN VERDER GAAN DAN GOD TOELAAT!
Openbaring 2:10d, “Wees trouw tot in de dood, en Ik zal u de kroon van het leven geven.”
Dit tekstgedeelte is wederom het bewijs, dat wij een conditionele God dienen! Beloften zijn er voor de gehoorzamen! Dikwijls zullen Gods kinderen als martelaren voor Zijn zaak op verschrikkelijke wijze moeten sterven; de beloning hiervan zal God evenwel niet laten uitblijven. Hier ontvangen zij “DE KROON DES LEVENS” (SV). De getrouwe getuigen, die een verachtelijke dood sterven, worden hier eens en voor altijd door Christus gekroond…
Openbaring 2:11, “Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de Gemeenten zegt. Wie overwint, zal zeker geen schade toegebracht worden door de tweede dood.”
Wat is de dood, wat is het sterven van een Christen? Is dit niet juist het komen tot de VOLLE zegen van de tegenwoordigheid van God? De apostel Paulus roept uit: “Alles is van uw” en dan noemt hij ook “leven” en “dood”… (zie 1 Kor. 3:21-22). Gelovigen hebben dus niets te vrezen, want “sterven is voor ons (gelovigen) winst!” (zie Filip. 1:21, HSV). Halleluja! Onze Here Jezus Christus heeft door Zijn overwinnend sterven “de bittere wateren van de dood” zoet gemaakt voor allen, die in Hem geloven. Hij heeft ze als het ware veranderd in een overweldigende vloed van zegen… Immers, achter de dood straalt in mateloze, eeuwige, onverbleekte glans de glorie van Hem, Die Zijn getrouwen tot Zich neemt en de volhardende trouw van die overwinnaars zeer zeker zal belonen “naar de mate van hun arbeid voor Hem”. “De kroon des levens” (SV) zal hun aller deel zijn en “de tweede dood zal hen niet beschadigen”. Dit is: géén afscheiding van Gods tegenwoordigheid zal hun deel zijn. “Hij (d.i. God), Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal” (1 Thess. 5:24). Amen!
Aantekening
Smyrna heeft:
- als LOFPRIJS: Verdrukking – Arm… maar RIJK (in Hem).
- als VEROORDELING: Geen.
- als TITEL VOOR CHRISTUS: Hij Die dood is geweest en weer levend geworden.
3. De brief aan de Gemeente te Pergamus
De toestand van deze Gemeente is veel treuriger dan die van de vorige Gemeenten! Vandaar de aanhef:
Openbaring 2:12, “En schrijf aan de engel van de Gemeente in Pergamus: Dit zegt Hij Die het tweesnijdende, scherpe zwaard heeft:”
De Here Jezus Christus vertoont Zich hier in een geheel ander karakter! Hier verschijnt Hij als de Rechter, “Die het tweesnijdende, scherpe zwaard”, Gods Woord, hanteert, om gedachten en gevoelens en gezindheden te oordelen.
De “hoererende[3] Gemeente” is de Christelijke Kerk, die vanaf ongeveer 312 na Christus tot 606 na Christus VALSE LEERSTELLINGEN heeft toegelaten en omhelsd. Deze hierna nader te duiden “valse leerstellingen” heeft God altijd veroordeeld… Het hoeft ons niet te verwonderen, dat de Here hier verder zegt:
Openbaring 2:13a, “Ik ken uw werken en weet waar u woont, namelijk waar de troon van de satan is.”
Deze woorden tonen duidelijk aan, dat de Gemeente de PLAATS verlaten heeft, die haar Here en Hoofd haar heeft aangewezen, en dat zij zich nu vereenzelvigd heeft met de wereld! Deze wereld is nu nog het domein van satan, want hij is “de vorst (SV: overste) van deze wereld” (zie o.a. Joh. 14:30 en 16:11). In deze geestelijke woestijn… die de wereld is, heeft satan zijn troon! En in plaats van vervolgd te worden door deze boze wereld, heeft de Gemeente van Pergamus in diezelfde wereld haar “rustplaats” gevonden en zelfs in zo’n mate, dat van haar wordt gezegd, dat zij daar “WOONT”!
Pergamus was toentertijd de politieke hoofdstad van de provincie alwaar “DE KEIZERLlJKE AANBIDDING” tot grote hoogte werd opgevoerd. Zo zelfs, dat voor het standbeeld van de keizer reukoffers werden gebracht, alsof men aan God ging reukofferen!
De Christenen, die dit weigerden te doen, werden dan in staat van beschuldiging gesteld, omdat zij geacht werden de keizer niet goed gezind te zijn en niet zelden werden zij dan terechtgesteld.
Ook bevond zich te Pergamus het grote altaar van de (af)god Jupiter. Hierdoor werd Pergamus als vanzelf het centrum van alle mogelijke heidense boosheden. Satan, de god van deze wereld en de vorst van de machten der lucht, is DE BRON VAN ALLE CORRUPTIE, van alle bederf; het doet niets ter zake in welke vorm en/of gedaante deze wordt gevonden. Wat satan doet, wordt ons zo duidelijk geschilderd in:
“Van hen (dit zijn degenen die verloren gaan), de ongelovigen, geldt dat de god van deze eeuw hun gedachten heeft verblind, opdat de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het Beeld van God is, hen niet zou bestralen.” (2 Kor. 4:4, HSV)
Laten wij in dit verband ook Johannes 14:30 en 16:11 onderzoeken.
- “Ik zal niet veel meer met u spreken, want de vorst (SV: overste) van deze wereld komt en heeft geen macht over Mij.” (Joh. 14:30, HSV)
- “(De Geest van God zal de wereld overtuigen) van oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is.” (Joh. 16:11, HSV)
Toch kon de Here Jezus Christus nog als volgt spreken:
Openbaring 2:13b, “U houdt vast aan Mijn Naam, en u hebt het geloof in Mij niet verloochend, zelfs niet in de dagen van Antipas, Mijn trouwe getuige, die gedood werd bij u, waar de satan woont.”
Ondanks zij hun ziel moesten kwellen vanwege het vele goddeloze, dat in hun midden gevonden werd, zo waren zij noch van het geloof, noch van Christus afgevallen, zij hielden beide: èn de Naam des Heren èn het geloof nog steeds vast.
In die dagen van grote goddeloosheid was Antipas de “trouwe getuige”. Hij zal in het licht van al het voorgaande wel hebben behoord tot degenen, die geweigerd hebben de keizer te aanbidden. En voor deze weigering werd hij toen ter dood gebracht; maar zijn heldhaftig martelaarschap gaf de Gemeente een goede naam…
Daar waren echter in de Gemeente te Pergamus twee verschrikkelijke kwade dingen:
1. “De leer van Bileam”.
2. “De leer van de Nikolaieten”.
Openbaring 2:14-15, “Maar Ik heb enkele dingen tegen u, namelijk dat u daar mensen hebt die zich houden aan de leer van Bileam, die Balak leerde voor de Israëlieten een struikelblok neer te leggen, opdat zij afgodenoffers zouden eten en hoererij bedrijven. Zo hebt u er ook die zich houden aan de leer van de Nikolaïeten en dat haat Ik.”
De eerste (valse) lering kwam neer op “het eten van afgodenoffers en hoererij”! De tweede liet OVERSPEL EN ONTUCHT IN DE GEMEENTE TOE!
In beide gevallen komt het neer op dat, door God zo geheel en al veroordeelde COMPROMIS! Van Bileams zonde kunnen wij lezen in het boek Numeri, de hoofdstukken 24, 25 en 31. En wanneer wij één en ander vergelijken met hetgeen geschreven staat in 2 Petrus 2:12-15 en Judas 11, zo zal ons het totale beeld van dit kwaad nog duidelijker worden.
- “Maar deze mensen lasteren wat zij niet kennen, als redeloze dieren, geboren met een natuur om gevangen te worden en te gronde te gaan. Zij zullen in hun verdorvenheid ten verderve gaan, en zij die een zwelgpartij overdag als een genot beschouwen, zullen het loon van de ongerechtigheid ontvangen; schandvlekken en smetten zijn het, die zwelgen in hun bedriegerijen, als zij met u de maaltijd gebruiken. Hun ogen zijn vol overspel en zondigen onophoudelijk; zij verlokken onstandvastige mensen en hebben hun hart geoefend in hebzucht; kinderen van de vervloeking zijn het. Zij hebben de rechte weg verlaten en zijn verdwaald en volgen de weg van Bileam, de zoon van Beor, die het loon van de ongerechtigheid liefhad.” (2 Petr. 2:12-15, HSV)
- “Wee hun, want zij zijn de weg van Kaïn ingeslagen en hebben zich om loon in de dwaling van Bileam gestort en zijn door het tegenspreken als van Korach omgekomen.” (Judas 1:11, HSV)
De hier genoemde valse leringen vermengden “heidense gebruiken” met de Christelijke uitleving van het Evangelie van het Koninkrijk. Ontoelaatbare praktijken werden, ter verzadiging van de begeerten van het vlees, gehandhaafd. En wij behoeven heus niet alleen te denken aan hoererij en overspel in de letterlijke zin van het woord. De Bijbel leert ons, dat er zowel een “besmetting van vlees” is, als een “besmetting van de geest”:
“Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling (SV: besmetting) van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God.” (2 Kor. 7:1, HSV)
In beide gevallen zijn de bedrijvers veroordeeld. Daar is in Gods ogen absoluut geen verschil. Zonde is bij God zonde!
Zowel het Balaämisme (of: Bileamisme) als het Nikolaïtisme vormden het BEGIN VAN DE ROOMS-KATHOLIEKE LEERSTELLINGEN: een waar mengsel van Kerk en wereld, met al wat daaraan noodwendig vastzit. De weg lijkt “recht”, maar “het einde ervan is de dood” (zie o.a. 2 Petr. 2:15, Rom. 6:21)
Wat in Efeze als “daden” gekend werd, was in Pergamus uitgegroeid tot LEERSTELLING… De satan, die in Smyrna “vervolger” was, werd in Pergamus aangetroffen als “verleider”. Vermenging van Kerk en wereld is satanisch, in welke vorm of gedaante ook. Zo vroeger, zó nù! ORGANISATIE BRENGEN IN HET ORGANISME VAN DE GEMEENTE ALS HET LEVEND LICHAAM VAN CHRISTUS IS NET ZO SATANISCH. Het is hetzelfde gif in een meer aannemelijke vorm.
Genade werd gebruikt, beter gezegd “misbruikt”, en dit is heden ten dage net zó, als een “dekmantel” van boosheid en van zonde. Wij zien zoals gezegd in deze laatste dagen een herhaling van dezelfde zonden: velen dragen de Naam van Christus, nemen deel aan Christelijke voorrechten, maar leven tegelijkertijd in de zonde en dienen de wereld…
De Kerkgeschiedenis verhaalt, dat in de 4de eeuw na Christus een dergelijke profetische voorstelling van zaken werd gekend in de Gemeente. De vervolgingen hadden een einde genomen. Toch was het doel niet bereikt! In plaats van terug te keren tot de eerste werken en de oude beproefde paden te betreden, dwaalde de Gemeente nog verder af van de Bron van alle Waarheid, waardoor zij haar aparte, uitzonderlijke plaats van afzondering en gescheiden zijn van de wereld niet kon bewaren. Satan veranderde nu van tactiek… en let nu op, wat voor kwaad er werd gebrouwen!
Eerst werd de Gemeente door de wereld in een voortgezette vijandschap ver van zich gestoten en werd de eerste op allerlei mogelijke manieren en met alle beschikbare middelen vervolgd… Thans kwam het naar martelaarsbloed dorstende zwaard van vervolging in de schede tot rust en trachtte de duivel langs andere wegen en op een andere manier de Gemeente ten val te brengen.
Wat ontzettende gruwelen niet konden bewerkstelligen, werd gepoogd te bereiken langs “de weg van strelen en vleien”. De leeuw hield op met briesen en brullen… en het zachte sissen van de “oude slang” kwam er voor in de plaats… Wat bloedige vervolgingen met orkaan kracht niet teweeg konden brengen, werd nù bewerkstelligd door de altijd-verblindende glans van “uitwendige” rust en vrede.
De geschiedenis geeft ons door, dat de toenmalige Romeinse keizer Constantijn, in 311 na Christus overging tot het Christendom, echter onder de voorwaarde, dat hij pas gedoopt zou worden aan het eind van zijn leven… Hierdoor meende hij alsdan te zullen worden reingewassen van al de zonden begaan gedurende zijn gehele leven.
O, wat was de Gemeente gevleid met deze toetreding (?), en met welke eerbewijzen werd de Gemeente begiftigd! Het door de duivel beoogde doel was spoedig daar: de Gemeente vergat zichzelf “onbesmet” te bewaren van de wereld. Langzaam maar zeker zetelde er iets in haar midden, dat alle overeenkomsten had met “trouweloosheid” en “verraad.”
De wereld was binnengeslopen en nam de overhand; de Gemeente verloor haar eenvoudigheid en geestelijk karakter… Dit laatste zó zeer, dat zij zich geheel en al stelde onder bescherming van de macht van de STAAT, waardoor deze algehele bemoeienis kreeg in kerkelijke aangelegenheden, en zodoende alles kon regelen naar wereldse zin!
Helaas (!) wij zien DEZELFDE DINGEN GEBEUREN IN DEZE LAATSTE DAGEN van een in alle opzichten verdorven eeuw! Mensen zijn ook nu meer “liefhebbers van zichzelf in plaats van liefhebbers van God” (zie 2 Tim. 3:4). Menselijke opvattingen, meningen en inzichten worden verheven bóven Goddelijke inzettingen en Bijbelse waarheden! Menselijke ORGANISATIE wordt gesteld in de plaats van het Goddelijk ORGANISME! Alles wordt in Evangelie en Kerk verwerkt met het grootste raffinement; het kwaad wordt bedekt, gecamoufleerd ingevoerd…
Ook in deze dagen tellen wij dienstknechten van satan in de gelederen van de Christenen; het zijn verscheurende wolven, gehuld in schaapsvacht. Geen wonder, dat de Gemeente toentertijd, maar ook in onze dagen, KRACHTELOOS (dit is: zonder de drijvende kracht van de Heilige Geest) werd en is.
Vanwege vele en velerlei dwalingen in haar midden, werd en is haar getuigenis van nul en generlei waarde geworden! UITERLIJK mogelijk toegenomen in aanzien en macht, had en heeft zij haar inwendige schoonheid verloren. Haar afdwalingen van de waarheid en eenvoud, die er alléén in Christus zijn, was zó groot, dat zij voor overwinning hield, wat niets anders was dan schande en oneer.
Ook heden wordt deze goddeloze vermenging zowel individueel (dit is: in de Christen) als collectief (dit is: in gemeentelijk verband) gevonden. De praktijk laat ons voorbeelden te over aanschouwen. Wie zal dit durven loochenen?
Daarom is het niet te verwonderen, dat op het constateren van die tweevoudige zonden, genoemd in de verzen 14 en 15a, moest volgen: “en dat HAAT Ik” (zie Openb. 2:15b). De Bijbel leert ons, dat “het oordeel van God begint bij het huis van God”:
“Want nu is het de tijd dat het OORDEEL begint bij het huis van God; en als het eerst bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn? En als de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt, waar zal de goddeloze en de zondaar verschijnen?” (1 Petr. 4:17-18, HSV)
Op de uitspraak van de Here: “en dat haat Ik” (zie vers 15b) volgt – o, Liefde Gods, oneindig groot en teer! – opnieuw de roep tot BEKERING (zie vers 16)!
CJH Theys [4]
(1903 – 1983)
KLIK HIER voor het vervolg van hoofdstuk 2.
.
[1] Een samenstellend ingrediënt = Het ingrediënt dat de verschillende bestanddelen tot één geheel maakt. (noot AK)
[2] Zie eventueel de studie “Het Boek Job – Over het lijden en de strijd van de Bruidsgemeente”, van H. Siliakus. (noot AK)
[3] Hoereren of hoererij = Het in geestelijke zin ontrouw zijn aan de ENIGE ware God en/of ontrouw (d.i. ongehoorzaam) aan Zijn Woord. (noot AK)
[4] De Bijbelverzen zijn weliswaar omgezet naar de HSV-vertaling (soms met een gedeelte van de SV erbij vermeld), maar aan de oorspronkelijke (taalkundig wat oudere) tekst is – vooral vanwege tijdgebrek – weinig gewijzigd. (noot AK)
.