Christus in de Tabernakel (11a) – De geestelijke betekenis van de Levitische offers

Deel (1), (2), (3), (4), (5), (6), (7), (8), (9), (10),

73_tabernakel_christus

Hoofdstuk XI

De Levitische offers
(deel 1)

Van al deze offers kunnen wij lezen in de eerste 6 hoofdstukken van het boek Leviticus. Een boek, dat eenmaal werd beschouwd als een boek voor de gelovigen van deze tijdsbedeling, van géén ander dan alleen maar historisch nut. Wel had, zo meende men, de algemene “zedenwet” groot nut voor de gelovigen, maar de “burgerlijke en schaduwachtige wetten” hadden hun betekenis verloren! Deze beschouwing, hoe algemeen zij ook is, deugt helemaal niet.
Dit Bijbelboek behoort tot de Schriften, waarvan de Heilige Geest zegt, dat zij “geïnspireerd” – dus: door God INGEGEVEN – en nuttig waren. In dit boek komen meer van de eigen Woorden Gods voor dan in enig ander boek. Van de 27 hoofdstukken vangen er 20 aan met de woorden: “Voorts sprak de Here” en 40 maal wordt dit boek in het Nieuwe Testament aangehaald. Dat wij dan inzien, dat iedere aanhaling op zichzelf een BEWIJS en FUNDAMENT is voor de typische verklaring.
De Brief aan de Hebreeën is terecht meermalen de “geestelijke verklaring” van Leviticus genoemd. En in deze laatste dagen heeft het de Here God behaagd om buitengewoon véél licht te verspreiden over dit zo wondervol Bijbelboek. Daar zijn reeds vele uiteenzettingen en verklaringen verschenen in de loop der tijden; uitnemende en leerzame, maar ook ondeugdelijke, die vanwege dit feit helemaal niet lezenswaard moeten worden genoemd.
Over de oorsprong van het “offer” (in het algemeen) is in onze pinksterkringen [1] ook veel geschreven en gesproken. Eén ding willen wij hier opmerken, en dat is, dat OFFERS nimmer te verklaren zijn uit de rede, smaak, gevoel of eigenbaat!! De Heilige Schrift alleen kan hier licht ontsteken; zij spreekt ons reeds van: “ROKKEN van VELLEN” in Gen. 3:21, waar wij voor het eerst het offer tegenkomen en waar meteen al iets van de diepste bedoeling wordt geopenbaard.

Algemene beschouwing:

Het Brandofferaltaar is naar de Schrift, het oudste offer. Het offer dat (H)Abel bracht, was een brandoffer. Ook Noach offerde een brandoffer (zie Gen. 8:20-21).
De Patriarchen (aartsvaders): Abraham, Izak, en Jakob, brachten eveneens dit offer; maar nergens lezen wij, dat er brandoffers “buitenslands” werden gebracht! Wèl, dat Israël – toen dit volk nog in Egypte vertoefde – offers aan JaHWeH heeft willen brengen in de woestijn: “…dat het Mij diene in de woestijn…” (zie Exod. 7:16c, 8:1, 20d, 9:1b, 13c + 10:3d en de erop volgende teksten) en: “…dat zij de Here OFFEREN” (Exod. 8:8c + 27 en de erop volgende teksten). Jethro echter, Mozes’ schoonvader en priester van Midian, hoewel géén Hebreeër, offerde nochtans een brandoffer: “Toen nam Jethro, de schoonvader van Mozes, voor God een Brandoffer… (zie Exod. 18:12a). Toen Mozes een altaar gemaakt had, nadat hij ‘s morgens vroeg was opgestaan, zond hij jongelingen van de kinderen Israëls, om te offeren: zie Exod. 24:4+5. Rekening houdende met het feit dat Adam en zijn vrouw, na hun veroordeling, “rokken van vellen” moesten aantrekken, verstaan wij, dat de Here reeds aan Adam alle bijzonderheden omtrent het “brandoffer” heeft gegeven en hem ook nadere inlichtingen hieromtrent zal hebben verstrekt. Wij geloven, dat God aan Adam in die tijd reeds heeft verteld, dat voornamelijk dit offer in geheel enige zin de typerende voorstelling was van die 2 grote Heilsgedachten in Gods Plan van Verlossing; namelijk:

  1. dat in feite de mens, vanwege zijn ONGEHOORZAAMHEID en ZONDE, gans verteerd verdiende te worden; en
  2. dat er eens Eén komen zou, Die Zich – om ‘s Heren Wil en Recht – vrijwillig en volkomen zou laten verteren door het Vuur van Gods toorn.

Het offer wees dus enerzijds naar de DOOD van de ZONDAAR; anderzijds vooruit naar de Zelfovergave en de dood van de Plaatsvervanger en Redder! Maar, laten wij niet vergeten – dit met inachtneming van heidense offers – dat er in elk geval een hemelsbreed verschil bestaat tussen de offers van de heidenen en de offeranden / offers van het volk des Heren!!
GEHOORZAAMHEID en OPMERKEN (= acht geven op) gaan bij God voor de rijkste offers. Dit is zowel in letterlijke als in geestelijke zin!!! Wij lezen hieromtrent: “Heeft de Here lust aan (HSV: behagen in) brandoffers, en slachtoffers, als in het GEHOORZAMEN aan de stem des Heren? Zie, GEHOORZAMEN is beter dan slachtoffer, OPMERKZAAM zijn (beter) dan het vet van de rammen” (I Sam. 15:22). En: “U hebt geen lust gehad aan (HSV: geen vreugde gevonden in) slachtoffer en spijsoffer; U hebt mij de oren doorboord; brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist (Ps. 40:7). Alsmede: “Want U hebt geen lust tot (HSV: U vindt geen vreugde in) offers, anders zou ik ze geven; in brandoffers hebt U geen behagen (Ps. 51:18). Onderzoek in dit verband ook: Jes. 1:11, Jer. 6:20 + Amos 5:22.
Wat God eiste en nu nog doet is: het hart moet steeds in het offer zijn! Dan alleen heeft Hij er een welbehagen in, als in een liefelijke reuk. Het offer, IN GEHOORZAAMHEID GEBRACHT, was steeds een belichaamd GEBED en een zinnebeeldige OVERGAVE!! Ten aanzien hiervan lezen wij: “Neem deze woorden met u (mee), en BEKEER u tot de Here; (en) zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren van onze lippen (HSV: dan zullen wij de offers van onze lippen nakomen) (Hos. 14:3). En ook: “Laat ons dan door Hem (= Jezus) altijd Gode opofferen een offer van lof; dat is, de vrucht van de lippen, die Zijn Naam belijden” (Hebr. 13:15). Voorts sprak het van: BEROUW en BELIJDENIS. De offeraar ondertekende in het offer “het handschrift dat tegen hem was” (Kol. 2:14). Het offer was verder ook een belichaamde AANKLACHT en gedachten aan de ZONDEN. Dit wordt duidelijk in het licht van de volgende passage: Want de Wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige heilsgoederen en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen, hen die naderen tot VOLMAAKTHEID brengen. Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij die de dienst verrichtten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren. Maar nu wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd(Hebr. 10:1-3, HSV). Bovendien sprak het ook onweerlegbaar van de symbolische GEMEENSCHAP met God. De hoofdgedachte van het offer was echter typerend – typisch. Want, elk offer was slechts een afschaduwing van het volmaakte Lam Gods, Dat eens komen zou! Alle bokken- en stierenbloed wees heen naar het dierbaar Bloed van Christus!!
De offers worden veelal verdeeld in: BLOEDIGE- en ONBLOEDIGE; maar de eerste, die van het dierenrijk werden genomen, zijn wel de voornaamste; terwijl de andere, genomen uit het plantenrijk, op de eerste gebaseerd waren en er eigenlijk een vrucht van waren. Wij laten hier nu verder nog enkele algemene zaken volgen, alvorens wij overgaan tot de beschouwing van de afzonderlijke offers.

1.
Bloedige offers werden altijd gebracht van de reine dieren. Dit wijst heen naar de VLEKKELOOSHEID en de REINHEID en de HEILIGHEID van Christus, Gods Offerlam! (zie Luk. 1:35 en de erop volgende teksten).

2.
Vleesetende dieren (carnivoren) waren buitengesloten. De Schriften openbaren ons het onomstotelijke feit, dat Christus niet kwam om het leven TE NEMEN, maar om het TE GEVEN en opdat zij overvloedig leven zouden hebben (zie Joh. 10:10).

3.
Offerdieren waren steeds TAMME en NUTTIGE HUISDIEREN (die dicht bij de mens stonden, aan hem gehecht waren en op prijs gesteld werden). Dit alles spreekt ons van Christus, Dievlees is geworden om onzentwille”…Hij is ons gelijk geworden”… “in gedaante gevonden als een mens”. Van dit alles kunnen wij in het Nieuwe Testament lezen in Filip. 2:7-8.

4.
De eerstgeborenen van de offerdieren, waren God steeds AANGENAAM. Hij had aan die een welbehagen! De Schrift leert ons, dat Christus is de eerstgeborene uit de doden! (zie Kol. 1:15 +18 + Openb. 1:5)

5.
Tortelduifjes, als OFFERDIEREN, waren voor de armste mensen. God had er in voorzien, dat NIEMAND verstoken mocht zijn van de offerdienst! In dit verband is het goed er op te wijzen, dat er sprake is van verschillende offerdieren, wat TYPISCH staat voor de verschillende “toe-eigeningen”, die de gelovigen van de Christus maken!! Dat wil zeggen, en de praktijk van het geloofsleven wijst zulks uit, dat:

    • sommigen hebben véél en anderen weinig van Hem;
    • sommigen zijn en weten zich “rijk in Christus”, terwijl anderen “geestelijk arm”, onzeker en twijfelmoedig blijven.

6.
De offerdieren moesten JONG en VOLMAAKT ZIJN. Blinde, kranke, kreupele, en schurftige dieren mochten NIET worden geofferd! Dit spreekt ons van: Christus, Gods VOLMAAKTE Offer!! (zie Hebr. 7:26)

7.
De offers moesten gebracht worden voor de DEUR van de Tabernakel. Het was verboden om ergens anders te offeren, op straffe van de dood! (zie Lev. 17:8-9). Anders te handelen was WETTELOOSHEID!! (zie Deut. 12:8). Zoiets was ook als HEIDENS veroordeeld!!! (zie Deut. 7:5 +25, 12:2-4 + 16:21). Welke les leren wij hier? God HAAT alle willekeur in Zijn dienst en beslist, als soevereine God, niet alleen DAT, maar òòk HOE Hij gediend wil worden en WAAR. Hetzelfde is waar in de Nieuwtestamentische Tijdsbedeling.

8.
De offeraar moest de HAND op de KOP van het offerdier plaatsen. Deze handeling is typerend! Wij dienen hier te verstaan, dat door déze handoplegging de overdracht van de zonde van OFFERAAR op het OFFERDIER werd aangeduid; voorts, de substitutie (= plaatsvervanging) van het ONSCHULDIGE in de plaats van de SCHULDIGE. Ten volle wordt dit verklaard in het Boek Jesaja, in het 53ste hoofdstuk.

9.
De offeraar òf de priester moest het offerdier SLACHTEN. Christus was het geslachte Offerlam, Dat Zijn Ziel uitstortte in de dood: “…omdat Hij Zijn ziel UITGESTORT heeft in de DOOD, en met de overtreders is geteld geweest, en Hij veler zonden gedragen heeft, en voor de overtreders gebeden heeft” (Jes. 53:12b). Christus’ geboorte is Wonderheerlijk, doch zij is niet genoeg tot VERGEVING van onze ZONDEN! Ook Zijn Rein, Vlekkeloos, en Heilig leven is onschatbaar in waarde, doch ook dit kan ons niet redden van de DOOD, want zonder bloedstorting is er geen vergeving!! (Hebr. 9:22b)

10.
ALLE offers moesten besprenkeld worden met ZOUT (zie Lev. 2:13, Ezech. 43:23-24 + Mark. 9:49). Zout is TYPEREND voor de Bederfwerende, Reinigende, Verduurzamende WERKING van de Heilige Geest!!! Alle gelovigen wordt toegeroepen: “Het zout is goed; maar indien het zout zoutloos wordt, waarmee zult u dat smakelijk maken? Heb zout in uzelf, en houd vrede onder elkaar (Mark. 9:50). Zie verder nog: Kol. 4:6. Zout geeft altijd smaak aan het voedsel. Zo doet ook Gods Geest! Hij maakt alle geestelijke spijs – de prediking van het Woord, het getuigenis, enz. – SMAKELIJK, dat wil zeggen AANGENAAM!!

11.
Het bloed
van de offerdieren werd, na de slachting, besprenkeld. Dit is TYPEREND voor de onderwerpelijke [2] VERLOSSING (= verlossing, waaraan je alleen deelachtig kan zijn als je je er nederig aan onderwerpt – AK)! Wij moeten in dit verband de volgende Schriftgedeelten bestuderen: Matth. 26:28, Hand. 20:28, Hebr. 9:12-14 + 12:24. Hier is, in typerende betekenis, sprake van “de onderwerpelijke (= onderdanige) toepassing van het heil”!! Wat zou ons, voor onze eigen behoudenis, Golgotha baten, indien wij niet tevens de besprenkeling van het Bloed (van Jezus) hadden; de zogenaamde individuele Verlossing.

12.
De offers werden VERBRAND. Dit geldt in het bijzonder voor het oudste en welhaast voornaamste offer; namelijk het Brandoffer! Dit werd immers geheel verteerd! Het VUUR wees heen naar het Vuur van de Toorn van God, waardoor de Christus geheel verteerd werd! Jezus Christus onderging de VUURDOOP in geheel enige zin!! (zie Luk. 12:50). Zó òòk waarachtige christenen (zie Matth. 3:11). Maar niemand heeft zó geleden als Hij!!! (volgens Klaagl. 1:12-13).

13.
De offers werden door God met Vuur uit de hemel AANGENOMEN en BEKRACHTIGD (zie Gen. 15:17, Lev. 9:24, Richt. 6:21, II Kron. 7:1 + I Kon. 18:37-38). In alle omstandigheden was vreemd vuur VERBODEN op straffe van de dood! Zie Lev. 10:2 + Num. 16:35. Dit vuur vanuit de hemel wijst duidelijk heen naar het Vuur van de Heilige Geest!!
Opgelet!! De “vurige tongen” op het Pinksterfeest in Hand. 2:3, waren òòk het teken van volkomen AANNAME en van algehele REINIGING (uitbranding).

14.
Met de vlammen van dat vuur, dat het offer verteerde, steeg de geurige ROOKWOLK omhoog tot God! Hier de typerende les: Christus heeft Zichzelf, voor òns, ten offer gegeven: tot een aangename geur voor God (Ef. 5:2b, HSV).

15.
Het VLEES van het ZONDOFFER werd buiten het kamp verbrand! Òòk de AS werd buiten de legerplaats, op een REINE PLAATS, gebracht. Dit wordt in het Nieuwe Testament duidelijk verklaard in Hebr. 13:13. Christus heeft buiten de legerplaats GELEDEN en is als afval en as beschouwd en behandeld geworden!! Die “reine plaats” hier staat in typerende zin voor het “reine graf”, want nog nooit had iemand daarin gelegen!!!

16.
Typerend was de VERZOENING aanwezig
, want het was onmogelijk, dat het bloed van bokken en van stieren de zonde(n) kon reinigen! Bestudeer in dit verband nu Hebr. 10:1-3. De Wet, hoe goed ook, was maar “een schaduw van de toekomstige dingen”!! Het geloof in het offer (van de toekomstige Redder) rechtvaardigde de offeraar en niets anders!!!

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van onze “algemene beschouwing, voor zover het alle offers betreft”, welke door de Here God waren verordineerd. Wij moeten altijd indachtig zijn, dat zonder een gedegen studie van het Boek Leviticus, samen met de Brief aan de Hebreeën, Christus’ Ambt, Bediening, en Werk, moeilijk is te verstaan. De offers zelf zullen wij de één na de ander beschouwen, om alsdan de geestelijke waarde(n) en diepte(n) te verstaan.

Bijbelstudie van: CJH Theys
Digitaal uitgewerkt door A. Klein

Wordt vervolgd

********************************************************************************

[1] Pinksterkringen = Gemeente(n) waar de Pinksterboodschap en de Pinksterervaring – dus: de boodschap over en de ervaring van de uitstorting van en/of de vervulling met de Heilige Geest – gepredikt en ervaren wordt. De schrijver spreekt in deze studie in eerste instantie tot de “eigen parochie”. Maar de inhoud van deze studie zal ongetwijfeld ook voor andere Gemeenten en/of christelijke groeperingen (kunnen) gelden. (noot AK)
[2] Onderwerpelijke verlossing = Je kan de verlossing niet deelachtig worden, als je je niet onderwerpt aan de Wil van God. (noot AK)

.

Over De Eindtijdbode

Een 'roepende in de woestijn' die 'de bazuin blaast' om velen (via GRATIS Bijbelstudies) te tonen "de dingen die - volgens Gods plan - spoedig geschieden zullen". Volgens Openbaring 1 vers 1, 10 en 19.
Dit bericht werd geplaatst in Belangrijke studie als 'basiskennis', Bijbelstudie, Israël/huis van Israël, Studie van CJH Theys, Tabernakel-studie en getagged met , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie